In memoriam Willem Witteveen

Heidi de Mare 18/08/14

'Wie zonder verwijzing naar een samenhangend en totaal concept van algemeen belang, waarin alle waarden hun plek hebben, toch politiek wil bedrijven die meerderheden en minderheden recht doet, zal een fictief algemeen belang moeten hanteren. Als het (fictieve) belang niet bestond, zou het moeten worden uitgevonden.' Willem Witteveen, 'De nuttige fictie van het algemeen belang', 1997: 34.

Op een verre vakantiebestemming, wandelend op de helling van een krater onder een stralend blauwe hemel kregen we bericht dat Willem Witteveen, samen met zijn vrouw en dochter, aan boord was toen hun toestel werd neergeschoten in Oekraïne. Op weg naar hun vakantiebestemming, zijn ze op 17 juli 2014 met vele anderen slachtoffer geworden van oorlogsgeweld. In de dagen erna hebben we de MH17-ramp proberen te volgen, afhankelijk van de wifi-mogelijkheden die onze hotels boden. De Nationale rouwdag op 23 juli maakten we mee in een kleine bar in een afgelegen dorp, urenlang kijkend op een Iphone. Toen pas drong de onmetelijkheid van de ramp tot ons door, de omvang van al het persoonlijk leed dat was berokkend en we werden stil van het indrukwekkende ritueel waarmee Nederland de eerste kisten thuis bracht.

Willem Witteveen was hoogleraar Encyclopedie der rechtswetenschap aan de universiteit van Tilburg en naast de vele andere functies die hij vervulde, was hij vanaf 2007 betrokken bij de stichting IVMV die in 2009 formeel werd opgericht. Tot aan zijn vertrek naar de Eerste Kamer, begin 2013, trad hij binnen onze stichting op als voorzitter van de Raad van Toezicht.

Zijn juridische kennis kwam goed van pas bij het formuleren van de doelstellingen die de stichting nastreefde. Doelstellingen die inhoudelijk aansloten bij zijn eigen belangstelling voor de macht van de verbeelding, de rol van retorica, fictie, metafoor en mythe in het recht en in het politieke bedrijf opgevat als theater. Zijn eigen voorkeur ging daarbij vooral uit naar de talige, literaire verbeelding en het belang daarvan voor een degelijke juridische Bildung, blijkend ook uit zijn weerkerend pleidooi voor een standaard vak Recht en literatuur binnen het juridisch curriculum. Literaire verhalen vormen een cultuurgoed dat niet alleen inzicht biedt in wat onder recht wordt verstaan, maar ook welke voorstellingen er circuleren over juristen, over de verhouding tussen recht en realiteit en welke verwachtingen er bestaan over gerechtigheid. Het bevat eveneens de cultuurhistorische opvattingen over menselijke waarden en menselijke drijfveren. Literatuur heeft daarbij bovendien het vermogen om alles waar het recht vanzelfsprekend voor staat ter discussie te stellen en te ondermijnen en zo tot reflectie aan te zetten. Daarmee biedt literatuur een geestelijke ruimte om zich met andere mensen te vereenzelvigen, een niet onbelangrijk aspect in de uitoefening van het recht. De literaire verbeelding zo opgevat was in de ogen van Willem een groot goed waaruit de jurist levenslang zou moeten putten.

De afgelopen jaren hebben we een aantal malen concreet samengewerkt. Zoals in het door hem vormgegeven Liberal Arts and Science programma van de Tilburgse universiteit waarvan hij Dean was en dat vele buitenlandse studenten trok. Tweemaal hebben we hieraan met veel plezier een bijdrage geleverd in de vorm van een interdisciplinaire module met als thema 'Leadership - Power & Imagination'. In de jaren daarna hebben we regelmatig in een interdisciplinaire Tilburgse werkgroep van gedachten gewisseld over de moderne idealen in Nederland en de verrassende resultaten van het empirisch onderzoek besproken. Een collectief onderzoek dat uiteindelijk in 2012 uitmondde in de publicatie De Lage Landen en het hogere. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan.

Zijn formidabele kennis van recht en retorica bood een uitstekende ingang om serieus na te denken over precaire zaken die zich in de maatschappij aandiende. Daarbij stak hij zijn ongenoegen over het gemakzuchtige van postmoderne ideeën in de politiek niet onder stoelen of banken. Begrippen en hun geschiedenis nam hij ernstig, waarbij hij steeds wees op dubbelzinnigheden in de betekenis van die begrippen. Hij besefte dat de momentane (positieve of negatieve) betekenis van een begrip steeds afhankelijk was van de context waarin en het doel waarmee het werd aangewend. Op deze manier maakte hij in zijn proefschrift onderscheid tussen 'holle en loze retoriek' en 'klassieke, vruchtbare retorica', tussen 'fictie' en 'mythe' als onwaarheid enerzijds en 'fictie' en 'mythe' als productieve verbeelding waaraan geloof wordt gehecht anderzijds. Een even zorgvuldige als ongebruikelijke omgang met woorden en taal die in de politiek maar tegenwoordig ook in de wetenschap niet (meer) vanzelf spreekt.

Zo was hij zeer geïnteresseerd in de politiek gevoelige kwestie van het onverdoofd rituele slachten waarbij in 2012 plots de kaarten anders dan gebruikelijk werden geschud. Hij vond het een goed plan om er binnen het Strijdgenootschap van de stichting IVMV een testcase van te maken. Deze casus bevatte het soort dilemma's die het debat zo intensief maakten. Hij begreep het debat als een symboolpolitiek van een hogere orde waarbij de volgende onderliggende vraag zich aandiende: 'Wat voor soort samenleving vinden we dat we zijn?' Hij had deze casus al gebruikt in het afsluitende wetgevingsdebat van zijn eigen liberal arts vak over retorica, cultuur en democratie en had een omvangrijk dossier verzameld. De verbeelding was in dit geval sterk talig van aard (want ze betrof de botsing tussen beginselen van de rechtsstaat) en niet primair visueel. Voor zover volgens hem beelden belangrijk waren dan betrof dat niet alleen beelden van lijdende dieren, maar ook die van joodse geestelijken die een persconferentie gaven op Schiphol of de gezichtsexpressie van Kamerleden tijdens de heftige debatten in de Tweede Kamer. Maar helaas is het er niet meer van gekomen de casus binnen het IVMV uit te werken, door zijn plotselinge, tussentijdse aanstelling als Senator, een rol en een praktijk die hem naast de academische na aan het hart lag.

En zo zijn er door het brute geweld dat hem het leven kostte wel meer kwesties die we nimmer meer aan hem kunnen voorleggen: op ons lijstje stond nog een pittig debat over de hele hoog/ laag kwestie in de kunsten die nu al jaren de humanities beheerst, waarbij traditioneel Literatuur tot de Hoge Cultuur wordt gerekend, zoals ook Museale Kunst. Dat debat was van belang omdat het Kijkgenootschap binnen het IVMV juist een lans wil breken voor de hoge, audiovisuele kwaliteiten die veel 'populaire cultuur' kenmerkt. Een visuele retorica die aanwijsbaar is in beeldmateriaal variërend van fictiefilm en televisiedrama tot en met strip en games. Daarbij zou ongetwijfeld het klassieke kunstbegrip ter sprake komen dat hij zelf hanteerde in zijn behandeling van de retorica als kunst (ars) van de welsprekendheid, zo belangrijk in recht en politiek. Maar ook een ambivalente term als 'representatie' zouden we dan tegen het licht houden, een begrip dat zowel in politiek als kunst een rol speelt. We zullen het nu moeten doen met zijn nagelaten werk. Al hopen we van harte dat we het Strijdgenootschap in zijn geest op termijn verder kunnen vormgeven en dat er juristen zijn die zijn Bildungsideaal ter harte hebben genomen en daaraan willen bijdragen.

Voor de korte termijn zit er weinig anders op dan te proberen orde te scheppen in de chaos die deze ramp bij velen in Nederland te weeg heeft gebracht. In de maanden september en oktober 2014 organiseert de Tilburgse School voor Politie en Bestuur aan de Universiteit van Tilburg een lezingenreeks waarin deskundigen zich zullen buigen over de verschillende dimensies van deze ramp. Van de openbare colleges worden video-opnamen gemaakt die via internet bekeken kunnen. De bundeling hiervan zal in februari 2015 verschijnen bij uitgeverij Boom. Een vorm van rouwverwerking waarmee we hopen recht te doen aan de academische habitus die zo tekenend was voor Willem Witteveen.

Beminnelijk in de omgang, streng in zijn analyse en helder in zijn kritiek, zullen we zijn grote eruditie en scherpzinnigheid in het verder doordenken van de rol van maatschappelijke verbeelding - in taal, in beeld, in het recht, in de politiek - node missen.

Heidi de Mare, directeur stichting IVMV

Gabriël van den Brink, hoogleraar Maatschappelijke bestuurskunde Universiteit van Tilburg en bestuurslid stichting IVMV

Op 13 juli 2015 verscheen, merendeels op basis van de collegereeks, Een ramp die Nederland veranderde? Nadenken over vlucht MH17, te bestellen via de IVMV-bibliotheek.

Enkele publicaties Willem Witteveen

  • De retoriek in het recht. Over retorica en interpretatie, staatsrecht en democratie, cum laude proefschrift universiteit leiden (1988).
  • Evenwicht der machten (oratie universiteit van Tilburg), Zwolle 1991.
  • 'De nuttige fictie van het algemene belang', in: Feit & Fictie : 15-34.
  • met S. Taekema, 'Verbeeldingsmacht', in: Witteveen & Taekema (red.), Verbeeldingsmacht. Wat juristen moeten lezen. Boom 2000: 1-7.
  • met H.S. Taekema, 'Verbeeldingsmacht en leesgedrag', in: J.W.L. Broeksteeg en E.F. Stamhuis (red.), Rechtswetenschappelijk onderzoek. Over object en methode, Boom 2003: 35-41.
  • 'Het hogere in de cultuur', in: G. van den Brink (red.), De Lage Landen en het hogere. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan (2012): 265-267.
  • met E. Borgman, P. Dekker en G. van den Brink, 'Naar een heruitvinding van de civil society', in: De Lage Landen en het hogere (2012): 519-538.