Moslims in cartoons

N.B. Onderstaande tekst berust op een onderzoek dat eind 2013 is afgerond, dus vóór de wereld kennismaakte met Islamitische Staat. Binnen een jaar heeft de actualiteit bepaalde beweringen in de tekst achterhaald. Het voorzichtige optimisme aan het slot is helaas onterecht gebleken.

Het gemak van de boerka en andere stereotypen

Joost Pollmann

"Een politieke cartoon is een illustratie die commentaar geeft op actuele situaties of personen. In cartoons worden artistieke vaardigheid, overdrijving en satire gecombineerd om het gezag te tarten en aandacht te vragen voor sociale misstanden."1

Zo luidt in vertaling de definitie die Christopher Sterling geeft in zijn Encyclopedia of Journalism. Doorgaans bestaan cartoons uit één enkele tekening, voorzien van een bijschrift of ondertekst, maar er kunnen ook spreekballonnen in voorkomen. Kenmerkend voor de politieke cartoon is het veelvuldig gebruik van symbolen zoals vredesduiven, vlaggen, medailles op het tenue van de machthebber of hoge hoeden op het hoofd van de kapitalist.

Als je nu bladert door de cartoons die in de Eerste Wereldoorlog zijn geproduceerd (miljoenen exemplaren, volgens Paul van Damme in Vriend over Vijand (2013)2, valt op dat het gecompliceerde verhaal van deze oorlog werd gereduceerd tot een stenoschrift van symbolen: John Bull als vertegenwoordiger van het Britse rijk, de Beer die verwijst naar Rusland, Turkije als de Zieke Man van Europa, enzovoort. In die reductie schuilt ook meteen het gevaar van de politieke cartoon, die niet alleen overdrijft, zoals Sterling zegt, maar vooral ook simplificeert met behulp van clichés, stereotypen en schablonen. De cartoon wil een politieke waarheid onthullen, snel communiceren én een glimlach op het gelaat van de lezer toveren. Genuanceerd de zaken weergeven is geen prioriteit van de politieke cartoonist. Hij -en in veel mindere mate een zij - wil scoren.

De politieke cartoon is dan ook méér dan onschuldige inkt op papier of dito pixels op een beeldscherm. De wereldwijde rellen in 2006 waarmee moslims hun verontwaardiging uitten over de belediging van de Profeet in de Deense krant Jyllands-Posten heeft iedereen in Oost en West doordrongen van de impact van die knipoog in de krant. Een tekening kan dodelijk zijn. De oorlog tussen Joden en Palestijnen wordt óók gevoerd met cartoons, getuige de duizenden voorbeelden die te vinden zijn op sites als Politicalcartoons, CartoonistgroupMidEastTruth, Wittyworld en Cartoonstock. Verreweg de meeste van deze cartoons zijn tegen Israël gericht en vaak zo grof dat Joël Kotek er een boek aan heeft gewijd: Cartoons and Extremism - Israel and Jews in Arab and Western Media (2008)3 waarin hij met hulp van vierhonderd karikaturen de 'antisemyths' analyseert. Zoals de Israëli's grootschalig te grazen worden genomen in de Arabische pers, zo worden moslims massaal voor schut gezet in de westerse pers: er zit een zekere symmetrie in deze cartoon-fronten.

Representaties die al dan niet kloppen

"Imagologie bestudeert de diep ingesleten gewoonte om samenlevingen en personen te karakteriseren aan de hand van hun nationaliteit en 'volksaard'. 'Nationale karakters' vormen een steeds terugkerend thema in teksten en andere culturele representaties uit vele landen, taalgebieden en periodes: van 'nuchtere Hollanders' tot 'frivole Fransen' en 'zuinige Schotten'. De imagologie onderzoekt de tekstuele verspreiding van dergelijke gemeenplaatsen. Eén vraag is daarbij nadrukkelijk niet aan de orde: de vraag of zulke representaties al dan niet 'kloppen'; imagologie gaat over culturele representaties, niet over culturele identiteit."

Aldus Wikipedia. Het is treurig genoeg dat representatie en identiteit helemaal geen overlap hoeven te hebben, en dat deze overlap blijkbaar geen onderwerp van studie is. Maar er staat nog een opmerkelijke frase in deze definiëring: de imagologie onderzoekt de tekstuele verspreiding van dergelijke gemeenplaatsen. Voor een tak van wetenschap die haar naam ontleent aan die van het beeld (imago), is het vreemd dat niet ook de visuele verspreiding van gemeenplaatsen als vanzelfsprekend wordt geïmpliceerd.

In Drawing Conclusions: An imagological survey of Britain and the British and Germany and the Germans in German and British cartoons and caricatures, 1945-2000 van Lachlan Moyle is een soortgelijke definitie te vinden: "Imagology is concerned with the ways in which perceived national/ethnic/racial/cultural character and identity - both one's own and that of others - are expressed in a broad range of discourses including cartoons. The stress is upon perception, not on the real truth or accuracy of an image."4 Waarheid en perceptie zijn ook hier verschillende dingen, maar in het beeldvormingsproces domineert de perceptie.

Moyle heeft in zijn boek een paragraaf opgenomen over Cartoons as rhetoric, waarin wordt gesteld dat de cartoonist met behulp van metaforen het nieuwsfeit in de vorm van een verhaal of mythe giet. Eigenlijk is hier sprake van stilzwijgende afspraken tussen zender en ontvanger, waarbij de diepere betekenis van een bewering niet wordt uitgesproken maar gesuggereerd. In een politieke cartoon speelt de tekenaar via zijn 'grafische retoriek' met de overtuigingen, waarden en kennis van zijn publiek. Hij koppelt daarbij het bekende (de eigen cultuur) aan het onbekende (de cultuur van het lijdend voorwerp), wat ten koste gaat van het laatste: in de aannames over wat mensen uit een andere cultuur beweegt worden op basis van gebrekkige informatie snel fouten gemaakt en die fouten worden vervolgens uitentreuren herhaald als 'vaststaand feit'. Vandaar dat de Wikipedia-definitie nadrukkelijk vermeldt dat de culturele representaties binnen de imagologie niet hoeven te 'kloppen'.

Onderzoeksbevindingen

Voor deze studie is gebruik gemaakt van een aantal bronnen: een verzameling cartoons die in de periode 2001 tot 2013 uit kranten zijn geknipt, vooral uit NRC Handelsblad en de Volkskrant; twintig jaargangen van de cartoonbundels Politiek in Prent onder redactie van Hans IJsselstein Mulder (van 1993 tot en met 2012)5; een breed, digitaal overzicht van jongere cartoonisten die vooral op internet publiceren; en een aanvullende bestudering van de jaargang 2005 van De Groene Amsterdammer in het Instituut voor Sociale Geschiedenis, d.w.z. het jaar tussen de moord op Theo van Gogh en de Deense cartoon-affaire, toen de druk vanuit de islamitische wereld het sterkst gevoeld werd. De vraag die bij de bestudering van deze bronnen moest worden beantwoord, luidt: hoe heeft het beeld van de moslim in de Nederlandse pers zich in het afgelopen decennium ontwikkeld? Daarbij is het zinvol om een aantal jaartallen in ogenschouw te nemen, omdat deze hun onmiddellijke weerslag in de betreffende cartoons hebben, zie onze tijdlijn elders in dit magazine.

Maar voordat we die weerslag onder woorden brengen, is het zinvol een beeld te geven van wat er 'imagologisch' aan de gebeurtenissen van 9/11 vooraf ging. A is for Arab - Archiving stereotypes in U.S. popular culture (2012) is een boekje van New York University dat eer betoont aan professor Jack Shaheen, Amerikaan van Libanese afkomst, die al sinds de jaren '70 van de vorige eeuw bezig is met het archiveren van negatieve stereotyperingen van Arabieren in films, games, strips, reclame-uitingen en andere vormen van beeldcultuur. In de documentaire Reel Bad Arabs: How Hollywood Vilifies a People (2006), gebaseerd op het gelijknamige boek (2001) komt Shaheens onderzoek naar ruim duizend speelfilms aan de orde; hij constateert dat al aan het eind van de 19e eeuw de eerste beelden opduiken van moordlustige en op blanke meisjes beluste sjeiks. In eindeloze variaties op dit thema hebben westerlingen sindsdien hun wantrouwen jegens het Midden-Oosten en zijn bewoners kenbaar gemaakt. Shaheen merkt op dat Arabieren bepaald niet de enigen zijn die dit lot beschoren is, ook mensen met een gele, rode of zwarte huid moeten het stelselmatig ontgelden: "The Other dwells in a primitive land without indoor plumbing. Africans in jungle huts, Asians and Latinos in shacks, Arabs and Native Americans in deserts or plain tents."6 Je kunt de blanke superioriteit zo samenvatten: de Ander heeft lage lusten, maar geen waterleiding.

Het is belangrijk om op te merken dat het bij bovengenoemde vormen van oriëntalistische vooringenomenheid niet gaat over moslims, maar over Arabieren. Niet het geloof is wat deze mensen kenmerkt, maar hun vliegend tapijt en wonderdoende olielamp, en later hun oliedollars en hun zonnebrillen. In Nederland is dezelfde ontwikkeling waar te nemen. Vóór de aanslag op het World Trade Center waren personen met een Saoedisch uiterlijk (hoofddoek en sik) of Noord-Afrikaans uiterlijk (snor, gebreid mutsje) ook al aanwezig in 'onze' cartoons, maar of ze weleens een moskee bezochten was irrelevant. Als er in de jaren negentig problemen waren met buitenlanders, asielzoekers en allochtonen, hadden die te maken met het strenger wordende toelatingsbeleid van de overheid. Tekenaars brachten die frictie in beeld. Het Palestijns-Israëlische conflict leverde veel cartoons op van mannen met karabijn en keffiyeh, maar die woonden aan gene zijde van de Middellandse Zee en niet in een Hollandse achterstandswijk. Hun religie deed niet ter zake en wij waren er niet bang voor. In 1993 tekende Tom Janssen voor de Geassocieerde Pers Diensten een cartoon over twee allochtonen, van wie er één schaatsen om zijn nek heeft hangen. Hij zegt: "Ik kan het óók niet, maar met die dingen om je nek zeurt niemand meer om je verblijfsvergunning..!"

Een jaar later publiceerde Stefan Verwey in De Gelderlander (op 17 september 1994 ) een cartoon waarin de oma resp. de wolf tegen Roodkapje zegt: "En mag Roodkapje dat hoofddoekje ook op school dragen?" Aanleiding was het wegsturen van een meisje uit Mavo 3 van het Baandertcollege in Heemskerk omdat ze een hoofddoekje droeg. Op 9 september 1994 publiceerde Trouw daarover een artikel met de kop 'School stuurt meisje naar huis wegens dragen hoofddoekje', maar de woorden 'moslim' of 'islam' werden niet één keer gebruikt. In de jaren negentig zaten hoofddoekjes in cartoons meestal om de kapsels van arme huisvrouwen in Rusland, die gebukt gingen onder Jeltsins economisch beleid. Het 'kopvod' was nog iets uit de toekomst.

Twaalf thema's

Bij het bestuderen van circa vierhonderd verzamelde cartoons uit de periode 1993-2013 komt een twaalftal thema's bovendrijven. Dit zijn in volgorde van populariteit bij de tekenaars:

  • Boerka/hoofddoekjes
  • Dynamiet/terrorisme
  • Intolerantie/cartoonrellen
  • Klederdrachten als metafoor voor culturele integratie
  • Allochtonen/asielzoekers
  • Duizend-en-een-nacht: oriëntalisme
  • Onderdrukking van de vrouw
  • Koran
  • Fitna /Submission
  • Moslim-humor
  • Marokki's
  • Geitenneukers

Hieronder worden de cartoonthema's boerka, terrorisme en klederdrachten nader belicht, andere thema's komen meer zijdelings aan de orde.

Kopvod (vanaf 2002, zie onder) BF-10

Kwantitatief wordt de themalijst aangevoerd door de boerka's resp. hoofddoekjes, niet in het minst doordat tekenaar Peter de Wit in de Volkskrant regelmatig zwaar gesluierde dames opvoert met een boodschappentas van supermarktketen Dirk, en de grappen hierover heeft gebundeld in twee aparte uitgaven: Burka babes (Uitgeverij De Harmonie, 2007) en Polderburka's (Uitgeverij De Harmonie, 2010).7 Aan de boerka/burka als thema kleven een paar duidelijke voordelen voor cartoonisten: geen enkel kledingstuk drukt sneller de onderdanige positie van de vrouw binnen de islamitische samenleving uit; mensen tekenen is moeilijk, maar mensen tekenen in een boerka is makkelijk; omdat je niet kunt zien wat eronder gebeurt, zijn er veel grappen te bedenken, bijvoorbeeld over sexy lingerie onder de boerka of over een man die doet of hij een vrouw is maar zich door zijn erectie (uitstulping in gewaad) verraadt; de vorm van de boerka doet tekenaars denken aan allerlei andere dingen, zoals peper- en zoutvat (Willem:1997), vuilniszak (AAargh: 2008), flessenbak (Lectrr: 2006), matrushka-pop (TRIK, 2007) en spookgewaad (Cookiecartoons: 2011). Doordat de boerka van alles verhult, zeker niet alleen het lichaam van de vrouw eronder, sluit hij thematisch aan op een veel ouder oriëntalistisch thema, namelijk dat van de argwaan jegens de sluwe Arabier die iets in zijn schild voert. AAargh tekende in 2009 een cartoon onder de titel 'Angst voor aanslagen'. Een zwetende man wijst naar een touwtje dat onder de boerka van een vrouw naast hem tevoorschijn komt en zegt: "Een lont!" Een tweede boerkadraagster zegt tegen haar buurvrouw, wijzend naar het touwtje: "Pst... je tampon."

De enkelvoudige vorm van de boerka maakt hem geschikt om dienst te doen als pars pro toto: dit radicale, monolithische kledingstuk vertegenwoordigt de gehele islam zoals wij er vanuit het westen naar kijken, als een onderdrukkend, intolerant geloof. Wie een cartoon over een vrouw in een boerka tekent, oefent meestal kritiek uit op dat systeem. Maar de hijab, chador en niqab, drie andere kledingstukken om het lichaam of een gedeelte daarvan te bedekken, komen niet aan bod en daarmee blijven etnische of emancipatorische verschillen binnen de islamitische wereld die met deze kledingstukken samenhangen eveneens buiten beeld. Voor zover een cartoon aan kennisoverdracht kan doen, schiet hij hier tekort, met consequenties voor onze waarneming en duiding van de islam. Op 15 januari 2009 schreef Fouad Laroui, bekend van zijn kritische boek Over het islamisme, een artikel in de Volkskrant onder de kop 'Ik eis mijzelf terug' waarin hij zich ergert aan het ongenuanceerde wij-en-zij-denken dat geen recht doet aan het individu. "Het is alsof achter elke 'moslim', die eigenlijk niets meer is dan een soort pop, één van die onheilbrengende baard-barbaren in een djellaba schuilgaat, de imam!, klaar om aan de touwtjes te trekken." Hierbij stond een illustratie van Mike Ottink die links een naakte man afbeeldde, met rechts daarvan twee mogelijke garderobes: één bestaand uit pantalon, colbert en stropdas, de ander bestaand uit djellaba en keffiyeh. Wil de echte moslim opstaan?

Het hoofddoekje is minder beladen dan de boerka, maar schept ook meer verwarring. Nadat Geert Wilders tijdens de algemene beschouwingen van 2009 had opgeroepen tot het invoeren van een 'kopvoddentax', verscheen in NRC Handelsblad (17 september 2009) een cartoon van Reid, Geleijnse & Van Tol onder de titel 'Fokke & Sukke voelen zich diep gegriefd'. Op de bank zien we twee doodzieke vogeltjes zitten die hun chemohoofden hebben bedekt. Ze klagen: "Wat heeft die Wilders toch... ...tegen kankerpatiënten?" Het ene hoofddoekje is het andere niet. Waar de boerka staat voor onderdrukking, staat de hoofddoek (beter gezegd: de hijab) voor trots en eigenheid. Ga in Amsterdam boodschappen doen in een supermarkt en kijk naar de meiden achter de kassa's: dat zijn geen onmondige slaven. "Zes op de tien Nederlandse moslima's in de leeftijd van 15 tot 35 jaar - zo'n 80.000 jonge vrouwen - draagt tegenwoordig een hoofddoek. Niet door onderdrukking, maar juist als onderdeel van hun identiteit. Dit blijkt uit een landelijk onderzoek door Motivaction onder ruim 1500 jonge vrouwen," aldus De Telegraaf op 18 november 2011.

Dat de hoofddoek zeker geen 'vies kopvod' is (deze term is al in 2002 door het Stormfront gemunt), blijkt alleen al uit het gegeven dat het een steeds modieuzer artikel wordt. "Zo is 75% van de hoofddoekdraagsters de afgelopen jaren meer gekleurde en veelkleurige hoofddoeken gaan dragen, nauwkeurig afgestemd op hun outfit. Toch is de hoofddoek niet primair een fashion statement: het is vooral een uiting van het geloof (66%) en onderdeel van identiteit (41%). Een op de drie respondenten (32%) ziet de doek daarnaast nadrukkelijk als mode-item of als een van haar sieraden (26%)."

Het onderzoek van Motivaction verscheen ter gelegenheid van de publicatie van Het Hoofdboek, waarin één model (Boutaïna Azzabi) honderd hoofddoeken showde om de schoonheid en diversiteit ervan te tonen. Een jaar later voerde Motivaction een herhalingsonderzoek uit en concludeerde onder meer: "Meer dan 60% van de Nederlanders vindt het dan ook een logische ontwikkeling dat een oer-Hollandse winkel als HEMA eindelijk hoofddoeken heeft opgenomen in het assortiment. De hoofddoek lijkt hiermee volledig te zijn ingeburgerd in Nederland."

Nog één observatie lijkt mij hier op z'n plaats: uit de grote hoeveelheid cartoons waarin een boerka voorkomt, zou je kunnen concluderen dat de tekenaars zeer begaan zijn met het lot van de vrouw in de Arabische wereld. Maar de vrouwen onder de boerka zijn onzichtbaar en het percentage cartoons dat binnen het hier beschreven imagologisch domein over moslima's gaat, is verrassend klein. Al die cartoons gaan dan ook niet zozeer over solidariteit met de Arabische vrouw, maar over weerzin jegens de Arabische man. Dat zijn twee verschillende dingen.

Een opgeblazen gevoel BF-11

De moslim als zelfmoordterrorist is in het vorige decennium een populair thema bij cartoonisten geworden: een man (meestal) met een gordel van dynamietstaven om zijn middel staat op het punt zichzelf op te blazen, een offer dat beloond wordt met 72 hemelse maagden. In 1983 pleegde Hezbollah de eerste officiële zelfmoordaanslag op de Amerikaanse ambassade in Beiroet, sindsdien zijn wereldwijd vele duizenden slachtoffers gevallen, vooral door het gebruik van autobommen. "The statistic shows the average number of civilian deaths per day by car bombs and suicide attacks in Iraq war from 2003 to 2013. As of January 19, 2013, there were an average of 6.4 civilian deaths per day caused by suicide attacks and car bombs in 2013."8

Dit voorbeeld uit Irak alleen al geeft het epidemische effect van het verschijnsel aan en het is daarom niet verwonderlijk dat moslim + dynamiet in de politieke cartoon zo vaak samengaan. Een relatief vroeg voorbeeld van deze thematiek vinden we bij Bernard 'Willem' Holtrop, die op 19 maart 1996 een cartoon in Libération plaatste waarop we een klasje donkerharige jongens zien die naar een affiche van een ontploffende man kijken. 'Kamikaze' staat eronder, wat Japans is voor 'zelfmoordactie'. "Niet heel ingewikkeld", zegt de leraar. En erboven staat: 'Orientation professionelle pour jeunes Palestiens'. Belangrijk is dat het in dit stadium nog ging over Palestijnen als zelfmoordterroristen, en niet om moslims. Het gedateerde woord 'kamikaze' is sindsdien niet meer vernomen.

Enkele jaren later was de met explosieven behangen Arabier al picturaal gemeengoed geworden. Nozzman tekende in 2003 een variatie op het spelprogramma Wie van de 3, waarbij een man in kaftan een ontstekingsmechanisme aanzet dat de dood van één van drie uitverkoren zelfmoordterroristen zal veroorzaken. Waarschijnlijk zullen de buurmannen de klap ook niet overleven, maar dat is hier een deel van de boodschap: zo belangrijk zijn deze levens niet. De titel van de cartoon luidt: 'Wie van de drie in Palestina'. De angst voor terroristen in het metrostation op de hoek (Londen, Madrid) liet kennelijk nog op zich wachten. In 2012 publiceerde The New York Post een cartoon van Sean Delonas waarin Arabische terroristen vanuit een Amerikaanse hotelkamer snode plannen met explosieven smeden: hier is het gevaar juist vlakbij.

Beeldend kunstenaar Harma Heikens heeft als een van de weinigen een jonge Arabische vrouw als zelfmoordterrorist uitgebeeld: haar beeldje The Virgin uit 2013 toont een meisje in nijab dat met beide handen het V-teken maakt, ofschoon om haar middel wel degelijk explosieven zijn aangebracht. De dubbelzinnigheid van deze boodschap is geen toeval: apologeten roepen dat de islam een vredelievende godsdienst is, maar het publiek ziet iets heel anders. Islam en terrorisme zijn elkaar in de beeldvorming zo dicht genaderd dat er bijna sprake is van synonimiteit, en dat vind je terug in cartoons en strips.

De Verborgen geschiedenis is een populaire, uit het Frans vertaalde stripreeks, waarvan het 21ste deel over moslims gaat. De Mahdi (2010) toont op de cover een moslimstrijder met karabijn, keffiyeh en gebalde vuist, terwijl op de achtergrond duizenden pelgrims rond de Ka'aba in Mekka zwermen. Opmerkelijk genoeg verwijst deze voorplaat niet naar een scène binnenin het album, waaruit je mag concluderen dat het hier om een marketingtruc gaat.Islam sells, zolang je het agressieve gehalte ervan maar benadrukt. Op de Amerikaanse website Comic Book Religion wordt nauwkeurig bijgehouden welke religies en gezindten in stripverhalen voorkomen. Zoek je bij islam, dan stuit je op een interessant resultaat: de site onderscheidt 65 Muslim Heroes en 118 Muslim Villains. Een van de daarbij getoonde stripfragmenten komt uit Captain Miracle, waarin ene Sodom Al-Mohammed te grazen wordt genomen door een hoogblonde ariër. In die duivelse mohammedaan herkennen wij Osama bin Laden.

Dat het beeld van de militante moslim een meme is, blijkt ook uit een tekening van Jasper Rietman (2013) waarop een zwaarbewapende jihadist op een vliegend tapijt voor een venster met arabesken is afgebeeld. Rietman maakte deze tekening niet in opdracht maar voor zichzelf, omdat hij het een sterk beeld vond; als vanzelfsprekend combineerde hij jihadistische en oriëntalistische motieven. Toen de Stripdagen Haarlem in 2012 aan Peter van Dongen de opdracht gaven het Arabisch thema in het festivalaffiche te verwerken, werd hem verzocht op te passen met stereotypering. Van Dongen loste dat als volgt op: hij beeldde een Arabier op een vliegend tapijt af en voegde er zelfs een waterpijp aan toe, maar verving zijn karabijn door een tekenkoker. Op twee andere tapijten vliegen Hollanders in klederdracht, een vermenging van culturele clichés die als beeld van de integratie een zelfstandig thema zijn gaan vormen - waarover straks meer.

Bij de meeste tekenaars lijkt de felste polarisering van westerling en oosterling wat geluwd en uitgerekend binnen het dynamiet-thema is hiervan een mooi voorbeeld te geven. Farhad Foroutanian, Iraniër van geboorte, publiceerde op 11 augustus 2012 op de (vanuit Nederland gecoördineerde) website The Cartoon Movement een prent met de titel Usual suspects, waarin we talloze mensen en een hond door een metrogang zien lopen. Al deze figuren, met al hun verschillende huidskleuren, hebben een gordel van dynamietstaven om. De boodschap is duidelijk: wij zijn allemaal slachtoffer en we zijn ook allemaal dader.

Integratie = gelijk oversteken

Volendam kust Casablanca. Dat zie je op het Delftsblauwe tegeltje dat Ien van Laanen in 2010 ontwierp als illustratie bij de artikelenreeks Der Nederlanden in de Volkskrant, geschreven door Wilma de Rek en Bert Wagendorp. Het is een iconisch plaatje geworden, maar niet door Ien van Laanen zelf bedacht. Al in 2006 (op 12 maart) publiceerde Milo in NRC Handelsblad precies hetzelfde beeld bij het artikel Naar een verlichte islam in Nederland. Alleen draagt het kussende jongetje bij hem een fez en bij Van Laanen een taqiyah (mutsje). Milo tekende ook een klomp met daarop Arabisch schrift en een trapgevel met Moorse poort. Kortom: hij vermengde culturele clichés om de integratie te verbeelden.

Hiervan zijn in het afgelopen decennium veel voorbeelden te geven. Frits Müller tekende voor NRC Handelsblad op 27 september 2003 de cartoon Inburgering, met een in Volendamse klederdracht gestoken man die ook een snor, een tulband en een kromzwaard draagt. Naast hem staat een vrouw in Zeeuws kostuum, maar dan wel met een doek voor haar mond én ze zit aan de ketting. In de hemel hang een sikkelvormig maantje... Van gelijk oversteken is hier bij nader inzien dus geen sprake. Op 6 november 2004 stond in het Dagblad van het Noorden ook al een cartoon over inburgering, getekend door Pluis (pseudoniem van Eric Peter van der Wal), die een Arabier met klompen en Zeeuwse muts op een akker zaad laat uitstrooien als verplicht onderdeel van een inburgeringscursus. Maar wat zaait hij: 'Jihaat'. Weer is er geen kans op toenadering.

Twee jaar later (op 26 september 2006) tekende Tom Janssen voor Trouwde cartoon 'In dialoog blijven', waarin een imam vanuit zijn minaret kletst met een bisschop vanaf zijn kerktoren. "Lekker weertje toch?" zegt de imam. "Zeg dat wel!" antwoordt de bisschop. Soms issmall talk een hoge vorm van welsprekendheid. Olivia Ettema maakte voor diezelfde krant (5 april 2008) een omslagillustratie voor het artikel De kalmte van de poldermoslim, waarop een moslim (baard, muts) met een kruiwagen door een groen weidelandschap loopt. Onderwerp van het artikel was de kalmte waarmee Nederlandse moslims op de film Fitna hadden gereageerd. Janssen en Ettema drukken dus wel een normalisering van de relaties uit. Op 19 september 2008 liet Wolfgang Hammer in NRC Handelsblad een Zeeuwse en een Arabische samen de waterpijp lurken en in de rook die de pijp uitstoot wordt het ban-de-bom-teken zichtbaar. Samen komen we verder, wil hij zeggen. Laatste voorbeeld: Barbara Stok maakte een beeldcolumn voor cultureel centrum De Buren in Brussel (1 februari 2010). Ze tekende een vrouw met hoofddoek, kleuter en boodschappen met op de achtergrond een kerktoren, én ze tekende een vrouw met blond haar, kleuter en boodschappentas met op de achtergrond een minaret. Titel: 'Zoek de verschillen'.

Je kunt uit deze beelden, die alle gewijd zijn aan (pogingen tot) inburgering, verschillende dingen halen. Ten eerste dat culturele identiteit blijkbaar alleen via attributen is uit te drukken, via de buitenkant dus, hoewel je hierbij de kanttekening moet maken dat tekenaars wat gemakzuchtig gebruik maken van kant-en-klare symbolen. Ten tweede is integratie blijkbaar een ruil: ik lever iets in als jij ook iets inlevert, want alleen als we gelijk oversteken komen we tot elkaar. Er zit iets angstvalligs in dit schaakspel, omdat vertrouwen in de oprechtheid van elkaars motieven kennelijk ontbreekt. Ten derde blijven de partijen in alle genoemde cartoons ondanks de toenaderingen zover mogelijk van elkaar vandaan: de kussende kinderen van Van Laanen resp. Milo staan met de handen achter de rug voorovergebogen, zodat enkel de lipjes elkaar raken. Een innige omhelzing kun je dat niet noemen. Los van deze reserves moet je wel constateren dat er een opgaande lijn in zit, dat er meer bereidheid is ook de moslim zijn plaats te gunnen en dat er een gevoel van gelijkwaardigheid lijkt te ontstaan: wij hebben een eigen cultuur, maar zij ook! In sommige gevallen is zelfs sprake van Hollandse zelfkritiek, bijvoorbeeld in een cartoon uit NRC Handelsblad van 2010 waar we twee vrouwen in boerka zien met daarop de acronymen CDA en VVD. Moraal van dit verhaal: iederéén kan achterlijk zijn!

"Ik uit mijn betrokkenheid meestal vanaf links"

"Dat krijsen doe ik voornamelijk in cartoonvorm. Mijn politieke en maatschappelijke betrokkenheid uit ik door middel van mijn tekenpen... meestal vanaf links." Dit citaat is afkomstig van cartoonist René Krewinkel, die onder meer op Joop.nl en op Krapuul.nl publiceert onder de naam KrewinkelKrijst. De hamvraag is hier: wat bedoelt hij met 'links'? Op 23 mei 2013 publiceerde hij de cartoon 'Dwangvoeding', waarop we twee allochtone jongeren in kinderstoelen zien zitten. De jongen links is westers gekleed, de jongen rechts traditioneel: wit gewaad, wit mutsje, zwarte baard. "Raad van State: dwangvoeding hongerstakende asielzoekers mag...," meldt de begeleidende tekst. Er is in de cartoon nog een derde figuur, een blanke die de jongens moet voeden. Terwijl hij de lepel met groenvoer naar hun monden brengt, zegt hij: "Daar komt het vliegtuig..."

Laten we even analyseren wat hier gebeurt. De Raad van State heeft bepaald dat asielzoekers onder dwang mogen worden gevoed en een 'linkse' cartoonist neemt zich voor deze uitspraak te hekelen. Dus hij laat zien hoe een paternalistische blanke twee gekleurde buitenlanders als kleuters behandelt. So far so good. Maar dan trekt Krewinkel de scène de 9/11-context in, door de som buitenlander + vliegtuig = terrorisme te maken. Waarom? Bedoelt hij dat de Raad van State asielzoekers behandelt zoals Amerikanen de gevangenen van Guantanamo Bay behandelt? Of bedoelt hij dat het de blanke alleen lukt om de asielzoekers te voeden als hij een beetje in hun culturele (lees: terroristische) hoek gaat zitten? En wat is er links aan die rolverdeling: de blanke volwassen, de allochtonen kind? Hoe de antwoorden ook luiden, het is duidelijk dat in deze cartoon zoveel ironie zit dat je er geen eenduidige stellingname uit kunt distilleren.

Dit diffuse karakter van de 'clou' ten aanzien van een positionering aan de linker- of rechterkant van het politieke spectrum kom je de afgelopen jaren tegen bij veel jongere cartoonisten, zoals John Welten (Cookiecartoons), René van Os (Nozzman), Steven Degryse (Lectrr), Mario de Koninck (AAargh), René Leisink (Argus) en Raymond Hendriks (TRIK). Stel dat deze tekenaars zichzelf links noemen: is Gregorius Nekschot dan rechts of gewoon nog wat linkser (want radicaler)? Deze begrippen lijken achterhaalde semantiek. Ooit maakte men onderscheid tussen progressief (links) en conservatief (rechts), toen mechanisering en modernisering het maatschappelijk leven beheersten. In het digitale tijdperk heeft de democratisering van de (sociale) media het debat langs heel andere assen geleid. Op 28 november 2013 was Freek de Jonge te gast in het talkhow-programma Pauw & Witteman. De Jonge merkte toen op dat je tegenwoordig onderscheid moet maken tussen politiek correct (oud) en populistisch correct (nieuw). "Politiek correct was: opkomen voor misstanden en de schuld geven aan het kapitalisme. Er is nu een discours waarbij dingen worden gezegd als 'alle Marokkanen zijn crimineeltjes' of 'de gevangenissen zitten vol kleurlingen met een criminele inborst'." De Jonge concludeerde op omineuze toon: "De populist heeft uitermate veel duidelijk gemaakt." In dit populistisch-correcte klimaat worden ook veel van de moslimcartoons getekend.

Binnen de discussie over de (ongelimiteerde) vrijheid van meningsuiting wordt vaak gesteld dat 'je' alles moet kunnen zeggen en veel tekenaars vinden dat je alles moet kunnen tekenen, ook al is vaak niet duidelijk welk standpunt met zo'n cartoon wordt ingenomen c.q. wat ermee wordt beoogd. Nozzman tekende op 7 februari 2006 een cartoon over censuur en het gebrek aan humor binnen de islam, waarin een moslim krom staat van het lachen. "Hilarisch, Mohammed!" zegt hij. De bewuste Mohammed is verstopt achter een zwarte censuur-rechthoek, waaruit nog net een stukje tekst ontsnapt: "geiten". Op 24 april 2007 maakte Nozzman een cartoon over ene Asjmahl, die zakt voor zijn inburgeringscursus. We zien hoe een bange moslim een gymnastiektoestel 'neemt', terwijl zijn (blanke) leraar zegt: "Het is de bedoeling dat je met een sierlijke sprong over de bok heen gaat, niet dat je hem neukt."

Verwarrend: Nozzman keurt de persbreidel in islamitische landen af, waaruit je zou kunnen concluderen dat hij solidair is met de onderdrukte inwoners van die landen. Tegelijkertijd maakt hij op nogal arbitraire wijze van de gelegenheid gebruik om te verwijzen naar het geitenneukers-stigma. In de cartoon van 2007 is van het spoortje solidariteit niets over: de Arabier die moeite doet om in te burgeren wordt belachelijk gemaakt en weggezet als dommerik, die niet alleen dwangmatig zijn geslachtsdeel opdringt maar ook geen onderscheid kan maken tussen een gymnastiektoestel en een hoefdier. Het is feitelijk een racistische cartoon, maar door de populistische correcte toonzetting valt dat niet direct op.

De hardste van alle tekenaars is ongetwijfeld Gregorius Nekschot, die op 13 mei 2008 werd gearresteerd wegens het (vermeend) aanzetten tot haat nadat in 2005 aangifte tegen hem was gedaan door de Nederlandse imam Abdul-Jabbar van de Ven bij het Meldpunt Discriminatie Internet. Nekschot werd uiteindelijk niet vervolgd. Hij stopte in 2011 met cartoons tekenen, maar was voor die tijd niet te beroerd om de profeet Mohammed te beledigen en moslims weg te zetten als achterlijke zoöfielen. In een artikel op Denieuwereporter.nl zei hij: "Toen ik begon met het publiceren van mijn cartoons, was er geen vraag naar vanuit de oude media. Ze pasten niet zo bij de linkse tijdgeest van toen. Daarom heb ik mijn eigen platform gecreëerd."9 Hieruit mag je concluderen dat Nekschot zichzelf in ieder geval niet tot de linkervleugel rekent. Aangezien sinds eind jaren negentig vanuit de VVD telkens is gekozen voor de harde lijn inzake de integratie-problematiek, van Bolkestein via Hirshi Ali naar Verdonk en Wilders, zullen we hem een 'rechtse' tekenaar moeten noemen. Ooit schopte jong-links tegen het rechtse establishment, nu schopt jong-rechts tegen het linkse establishment. De moslim fungeert als bal.

Concluderend

In kranten, tijdschriften en later ook op internet zijn de afgelopen twintig jaar vele honderden cartoons gepubliceerd over islam, moslims en Arabieren. Vóór 9/11 lag het accent daarbij op de thema's inburgering, asielzoekers en integratie, daarna kwam de nadruk te liggen op intolerantie, terrorisme en onderdrukking van de vrouw. Naast alle geschreven artikelen die deze onderwerpen beargumenteerd en in extenso behandelen, fungeren de cartoons als een meer ingedikte en verkorte variant, die een mix van humor, kritiek en emotie bevatten. Een zekere boosaardigheid is de cartoon niet vreemd en misschien schuilt daarin wel een louterende werking: eventjes niet genuanceerd uit de hoek hoeven komen kan opluchtend zijn. Intussen gaat de beeldvorming wel verder en wordt de enorme complexiteit van de moslimproblematiek geërodeerd tot een handjevol pictogrammen: boerka, dynamiet, minaret. Wanneer je al die honderden cartoons over moslims bekijkt, zie je het debat krimpen tot een litanie van clichés. Binnen de imagologie wordt met enige gelatenheid vastgesteld dat interculturele perceptie en objectieve waarheid weinig met elkaar van doen hebben. Zie de cartoon, die één aspect laat zien, lachwekkend vergroot en de context links laat liggen. Dat kan een grote artistieke en expressieve waarde hebben, maar er schuilt ook een gevaar in voor wie een karikatuur aanziet voor the real thing.

Voetnoten

  • 1 Sterling, C.H. (2009), Encyclopedia of Journalism, Thousand Oaks: Sage, p. 253-261.
  • 2 Damme, P. van (2013), Vriend over vijand, Tielt: Uitgeverij Lannoo.
  • 3 Kotek, J. (2008), Cartoons and Extremism - Israel and Jews in Arab and Western Media, Edgware Middlesex: Vallentine Mitchell & Co Ltd.
  • Moyle, L.R. (2004), Drawing Conclusions: An imagological survey of Britain and the British and Germany and the Germans in German and British cartoons and caricatures, 1945-2000, Osnabrück: Universität Osnabrück, p. 9. http://d-nb.info/974194158/34 [geraadpleegd 27-016-2014].
  • 5 IJsselstein Mulder, H. (1993 t/m 2012), Politiek in Prent, Stichting Pers & Prent.
  • Reel Bad Arabs: How Hollywood Vilifies a People. Verenigde Staten, 2006. Media Education Foundation. Jeremy Earp, producent. Jeremy Earp en Jack Shaheen, scenario. Jeremy Earl en Sut Jhally, regie. Zie ook Shaheen, J. (2001), Reel Bad Arabs. How Hollywood Vilifies a People, New York: Olive Branch Press.
  • 7 Wit, P. de (2007), Burka babes en (2010) Polderburka's, Amsterdam: Uitgeverij De Harmonie.
  • 8 http://www.statista.com/statistics/269731/civilian-deaths-per-day-by-suicide-bombings-in-iraq-war/ [geraadpleegd 11-06-2014].
  • 9 Paauw, S. 'Web-cartoonisten doen het op een oneindig groot tekenvel', Denieuwereporter.nl, 14-08-2008, online http://www.denieuwereporter.nl/2008/08/web-cartoonisten-doen-het-op-een-oneindig-groot-tekenvel/ [geraadpleegd 11-06-2014].