De Domtoren als experiment

Feitenonderzoek en verbeelding ontmoeten elkaar

Thomas van den Brink 01/10/14

Gezien haar prominente aanwezigheid in de Utrechtse skyline en de grote continuïteit die zij vertegenwoordigt in de geschiedenis van de stad zal het niemand verbazen dat de Domtoren al eeuwen tot de verbeelding spreekt. De makers van De Utrechtse Domtoren hebben dan ook behalve een uitgebreide bouwhistorische beschrijving en een analyse veel aandacht besteed aan de visuele weergave van dit monument door de eeuwen heen. Het resultaat is een schitterend vormgegeven boek met 544 pagina’s, rijk gelardeerd met uiteenlopende afbeeldingen van deze Utrechtse toren.

De opgenomen afbeeldingen tonen wat betreft type een grote diversiteit: het gaat om schetsen, schilderijen, foto’s (zowel in zwart-wit als in kleur), gravures en (technische) tekeningen. De auteurs hebben veel werk verzet in het naspeuren van al deze beeltenissen: ze zochten ze op in collecties, archieven, musea en kerken. Ook de makers van de bronnen lopen sterk uiteen: het gaat om bouwers, wetenschappers, beheerders, restaurateurs, burgers en kunstenaars. En vrijwel alle afbeeldingen zijn, ondanks de pluriformiteit, direct herkenbaar: dit is de Domtoren van Utrecht. Het is dan ook niet overdreven om van een heus stads-symbool te spreken. Een symbool dat haar herkenbaarheid grotendeels dankt aan de gelijkenis tussen genoemde afbeeldingen-typen. (zie bijgevoegde afbeeldingen voor een zeer bescheiden selectie).

Daarnaast is het boek bijzonder door de vele 3D-reconstructies die gemaakt zijn om de (op)bouw van toren en kerk in beeld te brengen. Het brein achter deze 3D-modellen en visualisaties is Daan Claessen. Hij maakte daarbij vooral gebruik van het programma Autodesk Maya. Het resultaat mag er wezen: vele gedetailleerde afbeeldingen van diverse bouwfasen zijn aan de geschiedenis van de Dom toegevoegd.

Ook hier draait de verbeelding op volle toeren. De maker van de 3D-modellen werd daarbij geweldig geholpen door de beeld-kennis die in dit soort computerprogramma’s besloten ligt. Kennis over bijvoorbeeld de manier van arceren, het weergeven van vormen, perspectief en schaduwval.1 Desalniettemin dient de uitvoerder zelf over de nodige kennis, kunde en verbeelding te beschikken om ‘overtuigende’ plaatjes van deze modellen te kunnen produceren die geschikt zijn voor een boek voor een breed publiek.

Enerzijds gingen de auteurs bij deze reconstructie uit van feiten. Feiten zoals ze in de bronnen besloten liggen, in het archeologische bodemarchief of zoals ze nog steeds fysiek aanwezig zijn in de gebouwde omgeving. Zorgvuldig zijn bij het opbouwen van de 3D-modellen betekent alle (soms tegenstrijdige) gegevens gebruiken. Lovenswaardig is dat de auteurs zich ook op wetenschappelijke wijze hebben verantwoord. De onderbouwing van onder andere de 3D-reconstructies wordt achterin in het boek met de lezer gedeeld, waarbij het aantal noten gigantisch is: in totaal gaat het om bijna 1800stuks.

Anderzijds doen de auteurs niet krampachtig over het feit dat ze ook interpretaties hebben toegelaten in hun visualisaties. Hoewel die voorstellingen naar eigen zeggen onvermijdelijk meer het karakter hebben van impressies zijn ook die zo veel mogelijk op bronnen gebaseerd. 2 Een voorbeeld hiervan is de kleur van de gevels van de huizen in de omgeving van de Dom als deze in een ruimere geografische context wordt getoond.

Het voordeel van het gebruikte 3D-programma was dat de reconstructie zich naar een wiskundige, geometrische realiteit moest voegen: onderdelen konden niet simpel aan elkaar gemaakt worden maar moesten daadwerkelijk passen. Het paradoxale is echter dat deze methode zowel nieuwe kwesties, vragen en problemen opriep als een bijdrage leverde aan het bieden van interpretaties, antwoorden en oplossingen.

In feite gebeurt hierbij iets fascinerends: feitenonderzoek en verbeelding ontmoeten elkaar. Je kunt natuurlijk altijd beweren dat dit wetenschappelijk onzorgvuldig of zelfs onjuist is omdat het te speculatief is. Aan de andere kant kun je je afvragen waarin het verschil zit met interpretatie in de vorm van tekst. Een 3D-computer-visualisatie-programma blijkt eerder een mooi middel bij de analyse van de bouwhistorie, vergelijkbaar met wat wetenschappers normaal in tekst doen.

Of je nu sceptisch bent over het wetenschappelijke gehalte van deze methode of niet: het is een goede illustratie van het feit dat wetenschap niet zonder verbeelding kan. Historische 3D-reconstructies bevinden zich in dat opzicht op het snijvlak tussen feiten en interpretatie. Een fascinerende kans voor verder wetenschappelijk onderzoek met veel ruimte voor de verbeelding en hopelijk vruchtbare kruisbestuivingen.

Betekent dit dat 3D-programma’s alles zomaar kunnen visualiseren? Nee. Met name lijkt het lastig om een ‘oer-Hollandse lucht’ te creëren. Daarvoor paste Daan dan ook een truc toe: hij monteerde achter zijn visualisaties de lucht van het schilderij ‘De Maas bij Dordrecht’ (circa 1650) van Albert Cuyp. Een leuke vinding die zeker bijdraagt aan de sfeer die de reconstructies uitademen, of het nou precies klopt of niet.

In de eerste plaats is het boek natuurlijk een fantastische biografie en ode aan de Utrechtse Domtoren. Gezien de grote betekenis van de verbeelding, zowel in de analyse van haar historie als letterlijk door de talloze afbeeldingen, is het een logische stap dit boek op de site van de Stichting IVMV voor het voetlicht te brengen.

De Utrechtse Domtoren. Trots van de stad

René de Kam, Frans Kipp, Daan Claessen, Matrijs, 2014, € 39,95.

5

Voetnoten

  • Dit is het onderwerp van een volgende recensie.
  • 2 De Utrechtse Domtoren. Trots van de stad, 7.

Toelichting afbeeldingen

Hoofdbeeld

Een uitsnede van de schutbladen met ingezonden foto’s. Zie voor namen van de makers pagina 543 in het Domtorenboek. Daar staat ook de verantwoording van de overige illustraties.

1. Het onderste vierkant van de Domtoren kort nadat de bouw omstreeks 1345 ter hoogte van het vloerniveau van de Egmondkapel was hervat. Zichtbaar zijn verschillende bouwkranen en de tijdelijke klokkenstoel, die waarschijnlijk geleidelijk mee naar boven verhuisde tot de bouw van de definitieve klokkenstoel. Links is een houten formeel te zien, dat als tijdelijke ondersteuning nodig is om een bakstenen boog te kunnen metselen. Pagina 76 Domtorenboek. [Reconstructie Daan Claessen].

2. Jan de Beijer tekende de Domtoren in 1746 vanaf de hoek van de Zadelstraat en de Lijnmarkt, waar hij mooi zicht had op de gehele toren. Ook bij hem is het begin van de aftakeling van de toren terug te zien. Niet alleen zijn de pinakels op de bovenste omgang verdwenen, maar ook de natuurstenen balustrade van de eerste omgang is weg. Die was namelijk in 1705 vervangen door een ijzeren leuning. Daarbij waren de natuurstenen pinakels afgehakt om de ijzeren leuning te kunnen dragen. Pagina 278 en 279 Domtorenboek. [Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam].

3. De Domtoren in 1819 getekend door R.G. Lewis. Duidelijk is te zien dat de traceringen in sommige open vensters van de lataarn geheel ontbreken. Ook de balustrade op de tweede omgang is aan het eind van de achttiende eeuw vervangen door een ijzeren leuning. Helemaal links vooraan is nog een deel te zien van het torentje van het stadhuis, waarvan de wijzerplaten nog wel aanwezig zijn maar waarvan het bijbehorende uurwerk al meer dan een eeuw buiten werking was. Ruim tien jaar later zou het torentje samen met huis Hasenberg en Lichtenberg worden afgebroken om plaats te maken voor het nieuwe neoclassicistische stadhuis. Pagina 302 Domtorenboek [British Musuem, Londen].

4. De Domkerk en toren in het laatste kwart van de negentiende eeuw. De gietijzeren balustrades op de eerste en tweede omgang zijn duidelijk te zien, net als de vele beugels die om de traptoren en elders zijn aangebracht om de toren te verstevigen. De wijzerplaten, die sinds 1859 elk met een tweede wijzer waren uitgebreid, waren in 1877 opnieuw geschilderd. Pagina 325 Domtorenboek. [Erfgoed Gemeente Utrecht].

5. Reconstructie Daan Claessen, omslag Domtorenboek.

Comments (0)



Allowed tags: <b><i><br>Add a new comment: