High noon

Film is het beeldmateriaal dat door zijn samengestelde vormgeving – verhaal, beeld, typografie, omgevingsgeluid en muziek – bij uitstek geschikt om de werkwijze van het IVMV waar het om de maatschappelijke verbeelding gaat toe te lichten.

Exemplum in termen van ons theoretisch kader

Gabriël van den Brink en Heidi de Mare

In het onderstaande proberen we de meer abstracte gedachtegang van ons theoretisch kader te illustreren aan de hand van de film HIGH NOON (1952). Daartoe hernemen we in het kort de voornaamste denkbeelden uit ons kader om deze vervolgens toe te lichten aan de hand van datgene wat de film laat zien. Met het oog op de duidelijkheid hebben we onze denkbeelden in een rechte letter gezet waarbij het cijfer tussen [vierkante haken] verwijst naar de corresponderende paragrafen uit ons theoretisch kader, terwijl we de analyse van HIGH NOON in een cursieve letter weergeven. De verwijzingen naar de beeldpagina’s zijn als volgt genoteerd: [BP nummer].

  1. Fictie en realiteit, archief en verbeelding

Met betrekking tot de ontologische status van maatschappelijke verbeelding brengen we twee onderscheidingen aan. Ten eerste is er verschil tussen vormen van realiteit (handelingen, gebeurtenissen, machtsrelaties) en vormen van fictie (woorden, verhalen, beelden, artistieke producten) [1]. Ten tweede is er verschil tussen verbeelding in haar materiële gedaante (verhalen, beelden, klanken) en de immateriële ervaringen (gevoelens, betekenissen, geloofsovertuigingen) die het waarnemen van artefacten in ons oproept [2].

Deze twee onderscheidingen laten zich illustreren aan de hand van HIGH NOON. Het eerste onderscheid brengt met zich mee dat we vasthouden aan het verschil tussen de sociale realiteit zoals die begin jaren vijftig op het platteland van de Verenigde Staten bestond en de film HIGN NOON die we vandaag de dag nog steeds kunnen zien. Die sociale werkelijkheid bestaat nauwelijks meer maar kopieën van de film nog wel. Bovendien zijn ze uit heel andere materialen samengesteld. De sociale realiteit omvatte stenen en stof, huizen, personen, politieke gebeurtenissen en dergelijke terwijl de film slechts uit zwart-wit-beelden bestaat. De film kan worden gekocht maar de toenmalige realiteit uiteraard niet. Bovendien speelden in de toenmalige realiteit oneindig veel andere elementen een rol die in de film op geen enkele manier zichtbaar worden gemaakt zoals geld, industrie, internationale spanningen et cetera. Gegeven al deze verschillen heeft de poging om de film op een of andere manier te zien als een afbeelding van de toenmalige realiteit geen enkele zin.

Even fundamenteel is het tweede onderscheid namelijk tussen HIGH NOON als tastbare zaak en als verbeelde wereld die we betreden wanneer we de film gaan zien. De materiële elementen van de film liggen vast en kunnen objectief worden geanalyseerd. We stellen bijvoorbeeld vast dat scène A een lengte van 32 seconden bezit (bijlage plotsegmentatie). We zien dat het beeld in scène B voor een deel door een arriverende locomotief wordt gevuld [BP 13.9]. We horen dat de muziek in scène C langzaam maar zeker steeds sterker wordt. En we constateren dat het gezicht van de hoofdpersoon in scène D een aantal fronsen vertoont [BP 7h, 11a, 12a]. Dat alles ligt vast zodra de film uitgebracht is en vormt de empirische basis waarop elke analyse van de film berust. Maar er is een verschil tussen die reeks van objectieve gegevens en de imaginaire wereld die we betreden op het moment dat we film kijken. Dan worden we meegenomen in een verhaal dat spanningen tussen diverse personages laat zien. We proeven de gevoelsmatige betekenis van bepaalde handelingen. We zien aan het gezicht wat een personage denkt of ervaart. En we beseffen welke waarden er door de getoonde gebeurtenissen op het spel staan. Hoewel die verbeelde wereld zonder het tastbare artefact niet kan bestaan, mogen wij haar daar niet meer vereenzelvigen.