Laat u ver-maken door het bewegende beeld!

Opmerkelijk was dat de meeste aandacht op het symposium uitging naar de eigen persoon en de rol binnen de eigen organisatie. Men keek naar binnen en ontdekte in de eerste plaats zichzelf. Er was een dag tijd en ruimte om de eigen emoties, herinneringen en verwachtingen toe te laten, een time out te nemen, daarover na te denken en er met andere geestverwanten over van gedachten te wisselen.

Heidi de Mare 30/04/13

Wat zich afspeelde, was een vorm van ontplooiing die als nieuw en verfrissend werd ervaren. Workshopaankondigingen onderstreepten het hervinden van bezieling, bevlogenheid, zin- en betekenisgeving, een streven naar bewustwording van de waarden waarom het ambtenaarschap draaide. Het therapeutisch gehalte en het aantal coaches was dan ook navenant.

De Goede Ambtenaar als intern zelfbeeld

In feite is er weinig mis met het beeld dat men intern heeft van de Goede Ambtenaar en de waarden die worden uitgedragen.1 Ze zijn bekend, staan op papier en worden verwoord in personeelsadvertenties:

'De goede ambtenaar blijft bij de tijd; is gericht op waarden (wat betekent dat?); erkent het politiek primaat (dat wil zeggen?); heeft oog voor politiek-ambtelijke verhoudingen; heeft veldkennis en beschikt over ideeën; dient het algemeen belang; is bekend met bedrijfsmatig bestuur; is sterk gemotiveerd en toegewijd; is neutraal; beschikt over uitdrukkingsvaardigheden; kan goed communiceren en gebruikt adviesvaardigheden; is creatief; verwerkt informatie en houdt archief; durft leiding te geven en te nemen; is klantgericht; is flexibel en niet bang voor veranderingen; werkt samen en coördineert; vergadert productief; kan onderhandelen; vermijdt bureaupolitisme; is een entrepreneur; voldoet aan eisen van behoorlijk handelen; is een onkreukbare ambtenaar; kan omgaan met conflicten; streeft naar kwaliteit; is mobiel; reflecteert op het beroepsbeeld.'2

In het veranderproces dat binnen de gemeenten gaande is, worden de waarden nu opnieuw geëxpliciteerd en dat werd door de aanwezige publieke professionals verwelkomd en gewaardeerd. Beelden waren in het wekken van die gedeelde verbeelding cruciaal: het werkte snel, effectief en zeer herkenbaar.3 Tegelijk wijst dat er wel op dat de kwaliteiten van de goede ambtenaar en de waarden die deze beroepsgroep zegt te willen (uit)dragen, blijkbaar niet veel verder komen dan de muren van de gemeentelijke organisatie. Want hoewel de burger vaak zeer te spreken is over ervaringen en ontmoetingen met concrete ambtenaren, is en blijft het beeld van de ambtenaar in de publieke sfeer slecht. Er is, aldus Motivaction in 2011, sprake van een mismatch tussen publiek imago en zelfbeeld van ambtenaren.4 Hoewel het dus wel goed komt met de interne beeldvorming en de psychologische ontplooiing van leiderschapkenmerken, afgaande op het enthousiasme op de symposiumdag, is het de vraag of dat voldoende is om ook de maatschappelijke verbeelding te keren.

Het beeld als neutraal doorgeefluik van ambtelijke boodschappen?

In verschillende presentaties blijkt men optimistisch gestemd over de rol die het beeld kan gaan spelen: camera erbij, vastleggen wat er zich in mooie ontmoetingen voltrok tussen overheidsdienaren en welwillende burgers. Daarbij zou juist het beeld bij uitstek geschikt zijn om de boodschap helder en overtuigend over te brengen. Beter in elk geval dan in taaie woorden en moeilijke taal.5 De vooronderstelling daarbij is dat het beeld slechts een neutrale verpakking is die de welgemeende ambtelijke boodschap op een aantrekkelijke wijze kan brengen. Een aanname die niet vanzelfsprekend door de burger wordt gedeeld.6 Een aanname die volgens filmwetenschappers Bordwell en Thompson ook op een misverstand berust, omdat het impliceert dat een boodschap los staat van de wijze waarop deze wordt vormgegeven.

'Very often people think of 'form' as opposite of something called 'content'. This implies that a poem or a musical piece or a film is like a jug. An external shape. The jug contains something that could just a easily be held in a cup or a pail. Under this assumption, form becomes less important than whatever it's presumed to contain. We don't accept this assumption. If form is the total system that the viewer tributes to the film, there is no inside or outside. Every component functions as part of the overall pattern that engages the viewer. So we'll treat as formal elements many things that some people consider content. From our standpoint, subject matter and abstract ideas all enter into the total system of the artwork. They may cue us to frame certain expectations or draw certain inferences. The viewer relates such elements to one another dynamically. Consequently, subject matter and ideas become somewhat different from what they might be outside the work.'7

De vormgeving van het beeld bepaalt mede wat de boodschap te vertellen heeft, aldus de auteurs. Enerzijds omdat perceptie berust op wat alle menselijke zintuigen waarnemen en niet enkel op het verstand. Anderzijds omdat elk beeld ontstaat in een reeds bestaande beeldcultuur en er dus altijd een visuele context geïmpliceerd is. Beelden staan dus nimmer op zichzelf, ze maken deel uit van patronen (beeldformaties) en worden ook nimmer eenduidig waargenomen.

Het negatieve publieke imago van de ambtenaar

Voordat ambtenaren beelden gaan maken, zou het verstandig kunnen zijn zich te verdiepen in de vraag waarom het publieke imago van de ambtenaar slecht is en blijft, ook in deze tijd waarin de bevolking op internet kan meekijken naar wat jonge, waardegedreven ambtenaren 2.0 beweegt. Maar vooral waar dat beeld uit bestaat, hoe dat in elkaar zit en wat er zo overtuigend aan is. Want alle goede bedoelingen ten spijt, het slechte imago blijft de ambtenaar parten spelen. In de wijdverbreide fictie - roman en film, strip en cartoon - krijgen alle eigenschappen van de Goede Ambtenaar hun kwalijke pendant.8

Het eenzijdig negatieve stereotype van de ambtenaar dat zich de laatste eeuw in de maatschappelijke verbeelding heeft genesteld, is onverminderd aanwezig en dat moet tot nadenken stemmen. Vaak haalt men Kafka, Bordewijk, Multatuli tot en met Carmiggelt aan, werk dat bepalend is geweest voor de beeldvorming van de moderne bureaucraat. Maar ook films als BRAZIL (1985) en de oudere IKIRU (1952, Kurusawa, Beeldformatie II), of televisieseries worden regelmatig ter illustratie genoemd - denk aan YES MINISTER of THE OFFICE, waarin de ambtenaar er als personage niet goed af komt.9 Ambtenarengrappen doen het altijd goed - in cartoons [Beeldformatie I], in de animatiefilm ['Vrijgeleide A38' uit Asterix & Obelixfilm] of in de komische items van Koefnoen, zoals ' De ambtenarenplaag'. Recente Deense fictie, zoals in BORGEN of THE KILLING, nuanceren dit beeld, maar dat zal het imago van deze publieke professional niet direct doen veranderen, gewoon omdat dit soort beeldvorming nu eenmaal een eigen register is dat losstaat van de praktijk van de werkvloer. Nieuwe initiatieven, zoals het inzetten van beelden om de concrete communicatie tussen gemeente en bevolking te herzien, kunnen dit slechte publieksbeeld negeren (of die paar positieve voorbeelden roemen), maar daarmee zal dit conventionele publieksimago niet vanzelfsprekend verdwijnen of veranderen. Integendeel, het negatieve imago zal een frustrerende rol blijven spelen en het vinden en benoemen van gedeelde waarden en wederzijds vertrouwen bemoeilijken.10

Gedisciplineerd kijken

Waarom de gevoelens door bewegende beelden worden beroerd, waarom men in aangeslagen toestand raakt, wat in het beeld daarvoor verantwoordelijk is, vergt competenties die helpen enige distantie te houden ten opzichte van het ad hoc beroep dat beelden op ons doen. Want films kunnen ons prima op het verkeerde been zetten, zoals Hitchcock ons heeft geleerd, en dan identificeren we ons met criminelen of laten we ons verleiden door overtuigende, maar moreel foute leiders - en dat zonder het door te hebben. Hoewel beelden, en zeker de levensechte films, voor zich lijken te spreken, direct leesbaar en dus effectief inzetbaar lijken, is dat maar schijn. Beelden zijn ingebed in culturele patronen, gehoorzamen aan eigen conventies en moeten op hun eigen merites gekend worden willen we begrijpen wat beelden met ons doen.

Beeldkwaliteiten

We zijn gewend fotografische beelden te beschouwen als een 'venster op de werkelijkheid'. Film en televisieserie versterken die gewoonte doordat ze bestaan uit bewegende beelden. De magische werking van dit procedé maakt dat we onherroepelijk voor de bijl gaan bij het kijken naar film en tv-serie. We hechten spontaan geloof aan datgene wat we zien. Daardoor vergeten we dat (fotografische, filmische) beelden altijd aan bepaalde beeldconventies beantwoorden. Elk bewegend beeld wordt onvermijdelijk bepaald door zaken als kader (uitsnede), compositie (beeldopbouw), camerahoek- en beweging (plaats van het oog), belichting (licht- en schaduwpatroon), kleur (intensiteit, verzadiging).

De mise-en-scène zorgt ervoor dat het filmbeeld méér is dan een toevallige optelsom van personages of voorwerpen: ze smeedt deze aaneen tot een geheel en is dus zelf beeldvormend. De klassieke montage is gericht op het onzichtbaar verbinden van shots en dat versterkt de indruk dat we in de film een homogene en consistente wereld zien. De effecten werken vaak op een onbewust niveau sterk door en maken het mogelijk gevoelens van suspense of angst op te roepen. Een goed gebouwd verhaal 'boeit' de kijker dus op formele gronden. Het bewegend en kleurrijk beeld weet de aandacht te vangen en het gevoel te sturen zonder dat de toeschouwer precies begrijpt wat er gebeurt.

Beeldcompetenties

Film en kwalitatief televisiedrama zijn geënt op de capaciteiten die het menselijk brein van oudsher bezit: door ons brein zijn we in staat om visuele en auditieve indrukken waar te nemen, op te slaan, te activeren of te herinneren, zelfs wanneer die indrukken niet langer dan een seconde aanhouden. Daar speelt de film direct op in. Niet zelden leggen wij al kijkend een intuïtief verband dat pas seconden later tot ons bewustzijn doordringt. Het verwerken van audiovisuele informatie voltrekt zich buiten onszelf, ook al hebben we de indruk dat we 'zelf' naar het beeld kijken.

Kijken is dus een complex proces dat zich grotendeels afspeelt zonder dat we ons daar bewust van zijn. Vandaar ook dat als we samen over film praten, het doorgaans gaat over dat wat we ons herinneren: personages, verhaallijn, dialoog, morele dilemma's. Maar de manier waarop film of tv-drama het verhaal of over de dilemma vertelt, ontgaan ons vaak evenzeer. Dat komt enerzijds omdat het verhaal gehoorzaamt aan genreconventies en anderzijds omdat we het beoordelen op grond van ons gezonde verstand. Elk genre kent zijn eigen waarschijnlijkheid: in een western verwacht je cowboys en indianen, in een actiefilm misdadigers en dienders, in een politieke film een groots leider die obstakels te overwinnen heeft. Het gezonde verstand is bepalend voor wat we geloofwaardig vinden aan het filmverhaal, en dat is doorgaans historisch en cultureel bepaald. Wat we als normaal beschouwen, zien we dus niet.

De kwalitatief goede film en tv-serie zijn dus in staat een zo overtuigende imaginaire wereld op te roepen, dat we ons er helemaal aan kunnen overgeven. Ontdekken en zich bewust worden van dit krachtige, moverende vermogen van het bewegende beeld, door onze beeldcompetenties te trainen, betekent dat we meer grip krijgen op hoe de menselijke geest erdoor wordt ver-maakt.

Voetnoten

  • 1 Zie ook de bijdragen van John Steegh (5) en van Floor Basten (16) elders in dit nummer.

  • 2 Ontleend aan A.F.A. Korsten, Gezocht: een goede ambtenaar. Stabiliteit en dynamiek in functie-eisen (z.j., rond 2007).

  • 3 Dat herinnerde me aan de 'betekeniswolken' waarover Thijs Homan sprak tijdens de eerste editie van Bewegende Beelden: er was op de symposiumdag sprake van een zekere overeenstemming tussen de deelnemers, getuige de meningen, ideeën, gevoelens en beelden die in deze groepen rond gingen. Veel ambtenaren zaten op dezelfde golflengte waar het ging over de eigen rol in en buiten de organisatie. Zie Thijs Homan, Veranderen als chaotisch proces (2009).

  • 4 'Niet alleen is het zelfbeeld van ambtenaren een stuk positiever dan hun publieke imago, ambtenaren overschatten ook de waardering die zij van dat publiek krijgen. Tweederde van de ambtenaren denkt dat Nederlanders respect hebben voor het werk dat men doet, terwijl maar een derde van het publiek dit ook beaamt.'

  • 5 En zijn beelden wel zo duidelijk? Moet iedereen - ambtenaar en burger - beeldboodschappen gaan maken zodat het visuele verkeer verder toeneemt in de hoop dat we elkaar sneller begrijpen? En is de boodschap zelf eigenlijk wel duidelijk? Weet de overheid wat de burger wil? Is het voldoende dat de burger zijn boodschap zendt, die de overheid dan faciliteert? Is er eigenlijk een gedeeld verhaal, waarin overheid en bevolking zich kunnen vinden, al is het maar als context om in van mening te verschillen? Kunnen daar bewegende beelden een rol in vervullen, kunnen die geraadpleegd worden?

  • 6 Zie bijdrage 16 van Floor Basten elders in dit nummer.

  • 7 David Bordwell & Kristin Thompson, Film Art (2008), p. 56.

  • 8 Zie de conclusies in Beeldformatie-I, elders in dit nummer.

  • 9 Zie de beginscène uit de film IKIRU van Kurosawa (1952) in Beeldformaties II, elders in dit nummer.

  • 10 Jouke de Vries (hoogleraar bestuurskunde, Universiteit van Leiden), 'Red de ambtenaar!', in:Maarten, juni/ juli 2010, gebruikt in het eindexamen VWO (2011).