Beeldcultuur: definitieproblemen

Joost Pollmann 30/09/13

"De beeldcultuur wordt officieel omschreven als een maatschappelijke ontwikkeling waarbij visuele beelden een indringende rol spelen in communicatieve situaties. De beeldcultuur bestaat al jaren maar versnelt nu door nieuwe technologische mogelijkheden. De beeldcultuur is een duidelijke trend binnen communicatie."

Bovenstaande poging tot definiëring* vond ik op de website Extend Limits, "een initiatief van top trendwatcher en futurist Tony Bosma". Er valt nogal wat op af te dingen. Om te beginnen is het curieus dat Bosma stelt dat beeldcultuur ergens officieel omschreven zou zijn. Door wie of wat? Het ministerie van OCW? Dan zegt hij dat 'de' beeldcultuur al jaren bestaat, blijkbaar doelend op een speciaal soort beelden die sinds een specifieke periode in onze cultuurgeschiedenis opdoken. Maar hadden Maya's, Chinezen en Egyptenaren niet al een beeldcultuur? Voorts ziet hij een versnelling in zijn versie van 'de' beeldcultuur onder invloed van de technologische mogelijkheden, waarmee hij waarschijnlijk bedoelt dat de hoeveelheid beelden die op ons afkomen (veel gebezigd werkwoord in deze context: wij worden van buitenaf beschoten) sterk is toegenomen en dat deze beelden elkaar door flitsende montages steeds sneller opvolgen. Tenslotte noemt hij beeldcultuur een trend, een modieus verschijnsel binnen de wereld van de communicatie, waarbij je je moet afvragen hoe omvangrijk die wereld is: alleen reclame, media en PR, of ook de kunsten, de politiek en de mode? In de mensenwereld is alles communicatie.

Toch is het niet gek dat Bosma probeert het fladderende begrip 'beeldcultuur' vast te prikken alsof het een vlinder is. Een decennium terug was het zelfs in de mode om het verschijnsel te willen definiëren, om het überhaupt als 'verschijnsel' te beschouwen, getuige publicaties als 'De plaatjesmaatschappij - Essays over beeldcultuur' en 'Beeldcultuur - De communicatiepraktijk'. Op de achterzijde van dit tweede boek valt te lezen: "Onmiskenbaar leven we in een beeldcultuur, in een samenleving waarin verschillende beeldende media functioneren naast de vertrouwde media als radio, boek en krant." Interessant is hier vooraal het woordje 'onmiskenbaar', waarvan iets fatalistisch uitgaat, alsof het gaat om een onstuitbare toename van de criminaliteit of de verzuring van onze biotoop. Beeldcultuur en beeldlawine zijn overlappende begrippen geworden.

In 1961 publiceerde Daniel J. Boorstin zijn essaybundel 'The Image: a guide to pseudo-events in America' dat op zijn beurt weer sterk was beïnvloed door 'Mythologies' van Roland Barthes. Ook in deze beide boeken wordt een beeldcultuur ontleed, maar er zijn significante verschillen. Vijftig jaar geleden zagen de auteurs beeldcultuur vooral als populaire cultuur, gemaakt door mensen die zelf niet doorhebben wat hun motieven en preoccupaties zijn: de cultuur-analist is hier dan een soort psycho-analist die het onbewuste bewust maakt. Vijftig jaar later hebben de auteurs een totaal andere invalshoek en gaat het niet zozeer om de inhoud (de software) maar om de drager (de hardware). Film, televisie, het internet en gedigitaliseerde media als zodanig bepalen de beeldcultuur en hun technologische mogelijkheden hebben een onbeheersbare, visuele diarree veroorzaakt. Denk aan de tovenaarsleerling die zijn staf niet onder controle kreeg, met de computer in rol van toverstaf.

Beeldcultuur is dus geen eenduidig ding en vraagt des te dringender om definiëring, maar er zijn vele benaderingen mogelijk. Je kunt bijvoorbeeld spreken van 'de beeldcultuur van de barok', zijnde het geheel van visuele uitingen binnen een bepaald tijdvak als een duidelijk geprofileerd fenomeen, waarbinnen zowel de architectuur, meubelkunst als schilderkunst kan vallen. Voor mijzelf is beeldcultuur eerder de verzameling van visuele uitingen die geen deel uitmaken van de canonieke, salonfähige en in beschaafde kringen als vanzelfsprekend gevonden kunstvormen. Ik doel daarmee niet op het bekende onderscheid tussen 'high' en 'low', want het interessante is juist dat er binnen de beeldcultuur zoals ik die opvat evenveel diepgang, ambachtelijk vernuft en innovatieve kracht zit als in de museale en academische cultuur. Beeldcultuur valt voor mij samen met veronachtzaamde cultuur, guerilla art, nog niet gecanoniseerde kunst. John Storey memoreert in 'Inventing Popular Culture - From Folkore to Globalization'** dat opera begon als een volkskunst en zich pas gaandeweg ontwikkelde tot een domein waar de bovenklasse status aan ontleent. De chic van Puccini is dus geen intrinsieke waarde en poëzie kan ook gewoon op straat liggen.

Voor mij is 'beeldcultuur' een geuzennaam, voor anderen is het eerder een hip etiket waarmee je investeerders aantrekt. De gemeente Breda meldt onder het kopje 'Beeldcultuur' het volgende: "Van grafische vormgeving, film, fotografie en animatie tot mediadesign, gaming, architectuur en kunst in de openbare ruimte: Breda heeft het. Beeldcultuur, met verbindingen naar ons verleden en naar de toekomst, is dan ook de logische en natuurlijke keuze als ons culturele handelsmerk. Met beeldcultuur onderscheidt Breda zich duidelijk van andere steden in Brabant en Nederland. De academie AKV/St. Joost heeft opleidingen grafische vormgeving, film en fotografie die internationaal hoog staan aangeschreven." En natuurlijk herbergt de stad behalve het MOTI (Museum of the Image), ook nog eens het Huis voor de Beeldcultuur.

Uit de opsomming die de gemeente hierboven geeft, blijkt dat men onder beeldcultuur eigenlijk alles verstaat wat niet puur tekstueel is: geen keuze maken is ook een keuze. Van tekenfilm tot flatgebouw, alles heeft een buitenkant die kan bijdragen aan de glorie van de gemeente. Om betekenisloosheid van de term 'beeldcultuur' te voorkomen, is het misschien toch raadzaam om naar een dekkende definitie te zoeken. Wie durft?

Joost Pollmann

* Uit oktober 2010. Zie www.extendlimits.nl/trends/trend/bloei_van_de_beeldcultuur.

**Blackwell Publishing, 2003.

Comments (0)



Allowed tags: <b><i><br>Add a new comment: