Gedisciplineerd kijken VERSUS filmnarratologie?
Heidi de Mare 02/05/13
In nummer 18 van de VPRO-gids is Peter Verstraten, filmwetenschapper aan de Leidse Universiteit, gevraagd te reageren om het interview dat Hugo Hoes met mij had over mijn onderzoek naar de rol van de film PROJECT X (2012) in de rellen van Haren, op 21 september 2012. Merkwaardig genoeg wordt mijn methode - gedisciplineerd kijken - door Verstraten geplaatst tegenover zijn filmnarratologie waarover hij enkele jaren geleden een handboek schreef.
En wel met als argument dat ik gedisciplineerd kijken heb ontwikkeld als reactie op de weinig systematische benadering binnen de kunstgeschiedenis. Dat is juist (zie mijn artikel 'Gedisciplineerd kijken' uit 1999), maar tegelijk is dat maar de helft van de waarheid. Mijn andere bron van inspiratie is namelijk de filmnarratologie waarin ik ben opgeleid als filmwetenschapper aan de KU in Nijmegen, en waarover ik als redacteur van het tijdschrift Versus, tijdschrift voor Film en Opvoeringskunsten diverse artikelen heb geschreven, eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Dat was misschien voor zijn tijd, maar dat mag geen beletsel vormen voor wie een vakgebied zegt te vertegenwoordigen.
Dat Verstraten gedisciplineerd kijken aldus loskoppelt van zijn filmnarratologie, heeft dan ook een andere, kentheoretisch veel interessantere reden. Verstraten is van huis uit namelijk literatuurwetenschapper en hij bouwt voort op de narratologie, met name op De theorie van vertellen van verhalen, van Mieke Bal (1980). Haar introductie is in mijn visie op een aantal punten ook zeer relevant voor het analyseren van filmverhalen, dus daarover zijn we het gewoon eens. Verstratens belangrijkste argument, dat filmnarratologie over de verhaalstructuur gaat is juist. Een zorgvuldige analyse moet inderdaad oog hebben voor " 'wie vertelt', 'wie handelt' en, wellicht de belangrijkste, 'wie focaliseert': door wiens blik wordt de handeling geïnterpreteerd." Er is op dit punt in beginsel dan ook geen verschil met hoe een literatuurwetenschapper de vertelstructuur van een (literaire) tekst onderzoekt.
Tegelijk zit daar de adder onder het gras: door het filmverhaal terug te brengen tot een tekstueel verhaal, kan de Verstraten voorbij zien alles wat eigen is aan de film en waarin de film zich onderscheidt van bijvoorbeeld een roman (point of view, montage, mise en scène, kleur, muziek et cetera). En dat betekent dat in de analyse van adolescentenfilms zoals PROJECT X, waarin het visuele register in hoge mate verantwoordelijk is voor het komische karakter van de film, voorbij wordt gezien aan de kern van de overtuigingskracht die dit soort film voor jongeren hebben. Verstraten kan dan gewoon de literatuurwetenschapper zijn die hij is, de audiovisuele substantie van het filmverhaal wegwuiven en terugvallen op de standaardinterpretatie aangaande jongeren: 'Maar deze filmische aspecten spelen een ondergeschikte rol in de uiteindelijke analyse, die veel meer draait om verhaalstructuur: hoe zetten adolescenten zich af tegen bestaande orde?' Een samenvatting van mijn filmanalyse die ik niet voor mijn rekening zou willen nemen, dus oordeelt u binnenkort zelf als mijn essay beschikbaar is via Open Acces van de AUP.
Het gemak waarmee Verstraten de film als eigenstandig studieobject terzijde schuift is veelzeggend: het is namelijk veel moeilijker om een narratologie te doordenken en theoretisch op begrip te brengen als niet alleen de talige vertelstructuur ernstig wordt genomen, maar we ons ook rekenschap geven van al die andere filmische aspecten die verantwoordelijk zijn voor de uiteindelijke veelstemmige en betekenisvolle filmische partituur. En dat vergt inderdaad extra investeringen en het toe-eigenen van kennis uit andere vakgebieden, maar vooral ook een gedisciplineerd kijken (en luisteren) zo heb ik in mijn Versus-tijd geleerd. 'De autonomie van het verhaal [als systeem] betekent niet dat het "medium", of tekensysteem waarin het verhaal verteld wordt, niet belangrijk is en geen betekenis geeft aan de verhaalde tekst. Een [filmische]tekst is een complex geheel waar verschillende factoren op elkaar inspelen. Christian Metz heeft erop gewezen dat in een filmische tekst (bv. het klassieke filmverhaal) op zijn minste vijf belangrijke categorieën van codificaties kunnen onderscheiden, waarvan de eerste vier niet-specifiek cinematografisch zijn. Dit houdt in dat de toeschouwer verschillende - op zijn minst - vijf - competenties of bekwaamheidssystemen beheerst.' (Emile Poppe, 'Inleiding in de narratologie', Themanummer Narratologie en film, Versus 2/1984: 54).
Dat het juist in de Nederlandse filmnarratologie ontbreekt aan wetenschappelijke interesse in de filmische aspecten mag toch op zijn minst wonderlijk genoemd worden - er is meer aan de hand dan gewoon een verschil in opvatting, zoals Verstraten het noemt. In de kern van de zaak beschouwt Verstraten het filmische beeld in zijn Handboek Filmnarratologie (2007/ 2009) als ondergeschikt aan het woord (zie mijn boekbespreking uit 2010). Een beeldvijandigheid die kenmerkend is voor meer academische vakgebieden in Nederland die het (bewegend) beeld bestuderen, wat toch tot nadenken zou moeten stemmen in de huidige beeldcultuur. Dus inderdaad: het gedisciplineerd kijken dat ik voorsta staat in contrast tot de primair literatuurwetenschappelijke analyse van film verhalen die Verstraten voorstaat. Met de filmnarratologie van Versus in gedachten is er dus, juist ook als het om de filmanalyse gaat, zeker in Nederland nog een hele wereld te winnen.