Steekproef

De Groene Amsterdammer in bange tijden

Joost Pollmann

Op 18 februari 2006 publiceerde de juriste en politicologe Barbara Oomen een artikel in de Volkskrant onder de titel 'Mensenrechten zijn nog veel te westers', waarin zij betoogde dat er in 1984 weliswaar een Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is ondertekend, maar dat je deze niet te dogmatisch moet duiden. Zij pleitte ervoor, naar aanleiding van de Deense cartoon-affaire, om culturele en religieuze verschillen te laten meetellen in discussies over de mensenrechten.

Een week daarvoor pleitte Michaël Zeeman in dezelfde krant voor een meer open houding jegens elkaar: laat de discussie gaan over nieuwe omgangsvormen in plaats van principes. Zij konden hiertoe straffeloos oproepen. Maar toen schrijver dezes op 4 november 2011, na een aanslag op het Parijse kantoor van Charlie Hebdo, eveneens in de Volkskrant pleitte voor meer respect voor andermans religieuze gevoeligheden, leidde dat tot landelijke verontwaardiging op televisie, in de sociale media en de geschreven pers. Blijkbaar had de Nederlandse tolerantie ten aanzien van de islamitische intolerantie opnieuw een kritische grens bereikt.

Het is interessant om te zien hoe een links georiënteerd, intellectualistisch tijdschrift als De Groene Amsterdammer in 2005 - na de moord op Van Gogh en vóór de Deense cartoonrellen - omging met de islamitische kwestie. Gedurende het hele jaar hebben artikelen en essays die gaan over integratie, islam en identiteit het tijdschrift gedomineerd. Mohammed Benzakour schreef het essay 'Lotte heet nu Allah - is onder moslims een heropleving van de Romantiek gaande?' (17/6), Kees Beekmans schreef een vaste column onder de titel 'In Marokko', en achterin fungeerde Opheffer (Theodor Homan) als emotioneel zwaartepunt. Zijn stukken werden geïllustreerd door Milo, die op allerlei manieren uitdrukking gaf aan Holmans argwaan. Op 21 januari gaat het over de weigering van moslims om met 'ons' in discussie te gaan: Milo tekent een louche man die in een tekstballon zegt: "Psssst... discussiëren?" De vrouw met hoofddoek die hij aanspreekt, gaat er met boze blik (en boodschappentassen) vandoor. Op 11 februari gaat de column over opsporingsdiensten en terroristen die aanslagen beramen: Milo tekent een agent die naar een Arabier met bom wijst, de lont brandt al. Erboven staat: "Ceçi n'est pas une bombe." Op 15 juli schrijven Aart Brouwer en Hubert Smeets een stuk over 'Moslimterrorisme en wereldpolitiek', daarbij tekent Milo in rood op geel een handpalm die is versierd met afgehakte hoofden, een dynamietstaaf, een kromzwaard, een halve maan, een doodshoofd, een pistool, een vliegtuig en druppels bloed, zeg maar een complete staalkaart van beeldelementen die wij associëren met moslim-terrorisme. De beschilderde handpalm als zodanig verwijst natuurlijk naar de met henna versierde handen van de moslimabruid: een blijk van liefde is hier vervangen door blijken van haat.

Andere cartoonisten die in De Groene Amsterdammer over de moslim-problematiek tekenen zijn Zak (kinderen die intifadaatje spelen, een zelfmoordterrorist die voor de derde keer begraven wordt, Arabieren die een graf willen delven maar telkens op olie stuiten), en Anone, die op 4 februari een cartoon plaatst van winkelende Arabieren met het bijschrift "Consumentisme zal ook het fundamentalisme overwinnen. HOI!" en op 29 juli eentje met de tekst: "Moderne westerse vrouw zoekt een moslim om mee te kunnen praten." De toonzetting is duidelijk: ook een intellectualistisch tijdschrift bedient zich van de vertrouwde beeldretoriek. Op 4 november 2005, bij Opheffers column 'Een jaar na de slachtpartij', tekent Milo een westerse en een oosterse man. Op hun kleding staan de woorden 'Klootzak' resp. 'Lul', maar in de praatjes die ze uitwisselen is alles koek en ei. Deze cartoon geeft in feite treffend weer wat al die cartoons doen: uitschelden onder het mom van politieke correctheid.

Maar De Groene laat ook een andere kant zien. Geert Mak verzet zich in een apologie van zijn pamflet 'Gedoemd tot kwetsbaarheid' tegen het cultiveren van een angstcultuur, en Lodewijk Asscher vraagt zich af (in week 44): "Waarom geen Islamitisch Historisch Centrum?" om de dialoog te bevorderen.

Margreet Fogteloo besteedt op 2 december aandacht aan de viering van 400 jaar betrekkingen tussen Nederland en Marokko, in het kader waarvan kunstenares Aline Thomassen het project 'Ik reis door jouw hoofd' organiseerde. Hiervoor reisde zij naar Marokko en maakte vandaar aquarellen die het verborgen en intieme leven van de moslimvrouw onthullen. Deze tekeningen zijn precies het tegenovergestelde van de hierboven besproken cartoons: geen abstracties in boerka, geen reducties van gecompliceerde vraagstukken, maar empathische portretten van vrouwen in een andere cultuur dan de onze, gemaakt door iemand die zich langdurig in de materie heeft verdiept. Een van die aquarellen stond op 2 december 2005 in De Groene: een zelfverzekerde jongedame met hoofddoek en handtas heeft een boek bij zich waarop staat 'De ideale moslimvrouw'. Fogteloo concludeerde daarnaast: "Dit project symboliseert bij uitstek de stellingen van de stichting Marokko-Nederland 400 Jaar: de meerwaarde die wederzijdse beïnvloeding van twee culturen oplevert."