Het beeldverbod (of niet) [5]

Naar aanleiding van beeltenaren op islamitische munten

Abdel El Makhloufi en Harrie Teunissen

Harrie : Kijk, dat is interessant: er staan staatshoofden op de munten afgebeeld. Op zich is dat niet vreemd, want de eerste islamitische munten hadden ook beeltenaren.

Abdel : Maar dat is eigenlijk verboden, dus dat klopt toch niet!

Harrie : Nou ja, de vraag is of er aanvankelijk sprake is van een verbod.

Abdel : Het is wel bekend dat Ali ibn Abi Talib, de schoonzoon van de profeet en zijn zoon Hussein door sjiieten op munten zijn afgebeeld.

Harrie : Ook de eerste munten van de islam hebben beeltenaren. Ik kan ze je laten zien, ik heb er afbeeldingen van.

Abdel : Romeinse of Byzantijnse munten zeker?

Harrie : Ze lijken op de Byzantijnse of Perzische munten. Ik heb ze ook in het museum van Damascus gezien. Ik weet niet of ze er nu nog liggen. Ze waren bovendien met velpon vastgelijmd aan het pluche, dus ze gaan langzaam kapot. Net zoals de Korans die ze met cellotape hebben gerestaureerd, dat is ook dramatisch…

Harrie : Mijn stelling is dat het beeldverbod niet uit de tijd van Mohammed stamt, maar van zo'n 6 decennia na de dood van de profeet. De Koran kent geen beeldverbod.

Abdel : Jawel!

Harrie : Nee, de islam kent een verbod op afgoderij, dat is iets anders.

Abdel : De islam verbiedt beelden en de profeet heeft zich duidelijk uitgesproken over het beeldverbod in de islam (beelden van steen en klei). Het eerste wat de moslims deden toen Mekka werd veroverd, was het vernietigen van alle beelden rondom de Ka'aba.

Harrie : Dat klopt, maar er is een uitzondering. Volgens de Sirat Rasoel Allah beschermde Mohammed de afbeeldingen van Maria en Jezus. Ik kan je die passage aanwijzen. Dat wil zeggen: er is een verbod op afgodendienst. De Ka'aba en de ruimte eromheen zijn gezuiverd van alle afgoden, behalve de stenen, die hebben geen beeltenaar. Je hebt de Zwarte Steen, je hebt de zuidelijke hoek, de oostelijke hoek en je hebt de Maqam van Ibrahim.

Abdel : Dat is geen steen, maar zijn voetafdruk.

Harrie : In de Sirat Rasoel Allah van Ibn Jisjaq staat een interessante passage. Nu is van deze biografie van de profeet Mohammed alleen de samengevatte versie van Ibn Hisham bewaard gebleven. Maar de oorspronkelijke versie is niet helemaal verloren gegaan. Van de uitgebreide versie zijn citaten teruggevonden in oude boeken. In die fragmenten staat nadrukkelijk dat Mohammed niet beelden, maar afbeeldingen van Maria en Jezus met zijn handen beschermde. Waarschijnlijk waren dat iconen of fresco's. Er zijn twee redenen waarom dat ook logisch is: ten eerste was minstens één vrouw van Mohammed christen: Maria al-Qibtiyya en waarschijnlijk ook een Ethiopische.

Abdel : Maar in Mekka waren geen christenen.

Harrie : Ja, toen wel!

Abdel : De enige christen was Warakatu ibn Nawfal, de oom van Mohammeds vrouw. Hij heeft de profeet ontmoet en met hem gesproken.

Harrie : In Noord-Jemen was een christelijk rijk. En een stam ten zuiden van Mekka, dat waren ook christenen.

Abdel : Klopt, er waren christenen op verschillende plekken op het Arabisch schiereiland.

Harrie : Elke stam had beelden die in en rond de Ka'aba werden geplaatst. Vandaar dus dat je ook christelijke afbeeldingen had. Ik kan je die passage aanwijzen.

Abdel : Graag.

Harrie : De tweede reden is dat in de Soera Maryam staat dat als Gabriël de geboorte van de Jesus aankondigt hij voor Maria "de gelijkenis aannam van een welgevormd menselijk wezen". De oorsprong van de profeet Jezus gaat dus vergezeld van een zintuiglijke presentatie.

Harrie : Maar om nog een andere reden is de beeldkwestie interessant. Ik heb werk van Ibn al-Arabi op dit punt bestudeerd, hij is interessant omdat hij een theorie van de religieuze verbeelding heeft ontwikkeld: "als ziende de onzienlijke".

Abdel : Dat is zeker interessant, hij benadert de kwestie vast van de mystieke kant.

Harrie : Hij formuleert in feite, als ik hem goed begrijp, een theorie van de mentale iconen. Ook moslims hanteren die, een beroemde hadieth luidt immers: "Aanbid God alsof je Hem ziet". Hij mediteert bovendien over de ajaat (koranvers): "Geen ding is er aan Hem gelijk, Hij is de Horende, de Ziende". En die tekst, "Geen ding is er aan Hem gelijk", wil zeggen, de transcendente God is door het menselijk voorstellingsvermogen niet te bereiken. En dan gaat het vers verder, "Hij is de Horende, de Ziende", en dat betekent dat de Koran ook antropomorfismen inbrengt. En op basis van die paradox leest hij de hele Koran als een Goddelijk én menselijk boek. Volgens Ibn al-Arabi kan het schouwen van God alleen bereikt worden door op te gaan in de grote pelgrimage "tussen transcendentie en anthropomorfisme". Een buitengewoon interessante kwestie waarover nog veel meer is te zeggen (Teunissen 2014). Maar dat vergt een aparte bespreking.

Toelichting afbeeldingen

Hoofdbeeld, bijschrift bij de dinar (ca. 694). Kalief Abd al-Malik Ibn Marwan verving ook de Byzantijnse denarius door eigen munten met inscripties uit de Koran. Op deze gouden dinar uit Damascus (circa 694) ziet u die Oemajjadenkalief met baard, arabische hoofdtooi, lang gewaad en zwaard. De islamitische geloofsbelijdenis omcirkelt de voorkant.