Gelijk een vader in zijn huisgezin
In de recent ontloken traditie van de wetenschappelijke vorstenbiografie is de verbeelding van het koningschap gelukkig een steeds serieuzere aangelegenheid. De plaatjes die de Oranjes in de afgelopen twee eeuwen van zichzelf verspreidden, zijn namelijk niet alleen voor de parafernaliaverzamelaars van Oranjeminnend Nederland interessant. Ze laten zich ook lezen als informatiedragers van constitutionele rolopvattingen.
Constitutionele interpretatie van oranje familieplaatjes
Neem bijvoorbeeld het familieportret dat Koning Willem I van hem en zijn gezin liet maken en verspreiden. In het midden zit hijzelf, naast de Pruisische koningsdochter uit de familie van Frederik de Grote waarmee hij zelf getrouwd was: Koningin Wilhelmina. Aan zijn rechterhand wordt de zittende Koning geflankeerd door zijn oudste zoon, de held van Waterloo en latere Koning Willem II, getrouwd met de dochter van de Russische tsaar en zelf ook weer vader de volgende Willem in de rechtstreekse mannelijke lijn. Het licht valt van links op de drie Willems die klaar staan. Maar aan de linkerhand van de Koning poseert de stille steunpilaar van de troon, de ‘gentlemen naast de troon’ Prins Frederik, getrouwd met de zus van de Duitse Keizer. Hij is de Frederik waarnaar nog altijd veel straten en pleinen en gebouwen genoemd zijn. Het gezellige familieportretje is niet alleen bedoeld om de harten van de bevolking sneller te laten kloppen (afb.1). Het straalt ook één en al dynastieke kracht van het Huis Oranje-Nassau uit: vruchtbaar en goed ingetrouwd in de grote vorstenhuizen. Daar konden Nederland en België destijds, rond 1827, nog jaren mee vooruit.
Een goed vader
In zijn biografie over Koning Willem I tekent Jeroen Koch haarscherp uit hoe Willem met deze afbeelding ook zijn zogenaamde privaatrechtelijke visie op het koningschap uitdroeg. De soevereiniteit over het Koninkrijk der Nederlanden kwam hem naar zijn overtuiging persoonlijk toe en niet krachtens de Grondwet. De Kroon zat in zijn boedel, zoals kinderen opvolgen in familiebedrijven. In een conflict over de Grondwet met de Tweede Kamer liet Willem zich ooit ontvallen dat de Staten-Generaal zonder Grondwet niet eens zouden bestaan, terwijl hij bij het intrekken van de Grondwet nog altijd gewoon de Koning der Nederlanden zou blijven. In deze middeleeuwse visie vergeleek Willem I zijn positie graag met die van een goed vader in een fatsoenlijk 19e-eeuws huisgezin. Zorgzaam voor wie aan zijn zorg is toevertrouwd maar als het om de besluitvorming gaat uiteindelijk een autoritair gezinshoofd. In de half open cirkel waarin de koninklijke familie staat opgesteld, zijn de toeschouwende onderdanen welkom, als gehoorzame kinderen. Precies deze bevoogdende invulling van zijn koningschap was het voornaamste kritiekpunt van Thorbecke. In de Grondwet van 1848, die onder zijn leiding werd ingevoerd, werd de persoonlijke macht van de koning gekortwiekt. Meer deed het moderne legaliteitsbeginsel zijn intrede. De Koning vermag iets omdat de Grondwet hem dat toestaat, niet omdat hij het nationale gezinshoofd zou zijn. De monarchie werd constitutioneel en de politieke ministeriële verantwoordelijkheid compleet.