Bewegende beelden als moderne mythologie
'Sometimes only fiction can make reality real' Wendy Doniger (1998), The implied Spider. Politics & Theology in Myth: 24.
Op zoek naar de maatschappelijke verbeelding van de ambtenaar
Heidi de Mare 30/04/13
Waar vinden we waardevolle, gedeelde verhalen die het publiek aanspreken? De Franse filosoof Jean-François Lyotard poneerde in 1979 de stelling dat grote verhalen achterhaald waren en dat de instanties die zich daar altijd van bediend hadden – de kerk, de politiek, de elite – hun leidinggevende positie kwijt waren. Deze zienswijze werd na de val van de Muur in 1989 alleen maar sterker, met als gevolg dat er momenteel uitsluitend ‘kleine’, dat wil zeggen individuele verhalen, opvattingen, denkbeelden en opinies lijken te bestaan. Daar komt bij dat de temperatuur van het publieke debat sinds het jaar 2001 ontegenzeggelijk gestegen is. Inmiddels hebben we in Nederland met een groot aantal sterk uiteenlopende meningen van doen en lijken de grote overkoepelende verhalen verder weg dan ooit. Toch is het precies deze aanname die ik van een nuancering wil voorzien. Daartoe stel ik de breed uitgezonden ('broadcasting') existentiële fictie - film, televisiedrama - centraal.1
Ik beschouw deze vorm van bewegende beelden als een manier waarop grote verhalen in de moderne samenleving de ronde doen. Ze dienen zich in de semipublieke ruimte aan en worden door miljoenen mensen tegelijk bekeken. Die ken ik daarmee eenzelfde status toe als cultureel antropologen aan verhalen: in (historische) culturen deelde men allerlei soorten verhalen met elkaar. Vertellingen, sprookjes, mythen en sagen vormen 'imaginaire werelden' waarin mensen de paradoxale bestaansvoorwaarden waaronder zij leven op een logische en gestructureerde wijze trachten te doorgronden. In de gedeelde verbeelding wordt gereflecteerd over de eigen plaats in de wereld en worden de denkbare ordeningen tegen het licht gehouden . Het gaat erom de tegenstrijdigheden in het bestaan op het niveau van de symbolische orde te doordenken en te doorleven.
Zo bezien vormen films en televisiedrama een onderdeel van de moderne mythologie, zoals Claude Lévi-Strauss, Roland Barthes, Yvette Biró en Wendy Doniger haar opvatten, in navolging van Vladimir Propp. Zo bezien biedt het geheel van verhalen die mensen uitwisselen toegang tot de gedeelde levenservaringen, de collectieve waarden waarmee een samenleving zich rekenschap van haar problemen geeft. Existentiële fictie onderzoeken betekent niet dat we onjuiste ideeën die er leven in de samenleving opsporen. Integendeel, de verzameling verhalen vormen - in al hun tegenstrijdigheid, gestileerdheid en kwalitatieve verschillen - een unieke toegang tot de waarden van waaruit mensen op een bepaald moment leven, tot datgene wat mensen (bewust of onbewust) bezighoudt of waarover ze onderling van mening verschillen.
Existentiële fictie als publieke factor van belang
Er bestaat in onze moderne cultuur een waaier aan fictie waarin zaken van Leven en Dood worden behandeld. Bekend zijn de vele politieseries en het ziekenhuisdrama, maar ook de (komische) adolescentenfilm kan daartoe worden gerekend. Geproduceerd in moderne westerse landen - met name de VS, maar ook in Nederland en andere Europese landen - vertonen ze alle trekken van een moderne mythologie.
Zo gaan veel ziekenhuisseries over de vraag welke rol de medische zorg in het moderne bestaan vervult. De toename aan medische informatie - op tv, in tijdschriften en op websites - gaat hand in hand met een groeiend aantal medische soaps. Het bevestigt enerzijds dat moderne mensen veel waarde hechten aan vitaliteit en dat ze hun gezondheid een hoge prioriteit geven. Het onderstreept anderzijds dat de toevloed aan geneeskundige kennis ook nieuwe onzekerheden met zich meebrengt. Niet alle zorgen laten zich met meer voorlichting of betere procedures in de zorg wegnemen. Daar waar de medische informatie stopt, begint het ziekenhuisdrama. En daar waar het medisch kunnen op zijn grenzen stuit, wordt de verbeelding van ziekte en gezondheid wezenlijk. Het ziekenhuisdrama komt vooral tot bloei wanneer de diagnose van een ernstige ziekte is gesteld - kanker, AIDS of dementie - en zich de vraag opdringt hoe je met zoiets moet omspringen. De medische soap genereert eindeloos veel antwoorden op die vraag, waarbij alle mogelijke varianten langskomen. Zo vormen de duizenden uren aan medische fictie inderdaad een mythologie, waarin we ons trachten te verhouden tot datgene wat ons in het moderne leven overkomt. In feite geeft het ziekenhuisdrama een inkijkje in de gevoelens en de gevoeligheden van de moderne mens, in onze afwegingen en verwachtingen, onze hoop en vrees op het gebied van lichamelijke integriteit, ons vermogen of onvermogen om met sterfelijkheid en lijden om te gaan. Het ziekenhuisdrama vormt op die manier een noodzakelijk complement van de voortschrijdende medische technologie en onderstreept de collectieve behoefte om in het reine te komen met tekortkomingen van de moderne tijd.
De diender als waardegedreven ambtenaar in de bureaucratische context
Ook de politieserie schept een voorstellingswereld waarin een waaier aan urgente vragen wordt verbeeld. We herkennen tal van zaken die op dit moment in de maatschappij spelen. Het leven in de grote stad, alledaagse overtredingen, etnische confrontaties, vormen van diefstal, duistere praktijken, criminele organisaties, verkrachting, moord en doodslag - dat alles vormt de grondstof voor eindeloos gevarieerde televisievertellingen. Anders dan in de medische tv-serie, waar alles om het overleven of het overlijden van patiënten gaat terwijl de medici met vragen in hun persoonlijke en professionele leven worstelen, wordt in politieseries vaak het leven van zowel burgers als dienders op het spel gezet. Geen wonder dat de emoties in dit genre soms hoog oplopen. Bijvoorbeeld wanneer politiemensen die hun roeping volgen in een kwaad daglicht worden geplaatst, of wanneer corrupte dienders de ooit afgelegde eed te schande maken. Of wanneer hun inspanning en bevlogenheid door een bureaucratische organisatie worden gefnuikt. Of wanneer een politieman of politievrouw in de strijd tegen het Kwaad het leven laat [Beeldformatie III]
Tegelijkertijd heeft het televisiedrama heel wat meer te bieden dan een platte weergave van de feiten die ook in het nieuws gemeld worden. We weten dat er veel misgaat in de maatschappij en dat de politie in haar strijd tegen misdadigers niet altijd succesvol is. Maar dit maakt slechts een onderdeel van het eigenlijke televisiedrama uit. Het gaat evengoed om de manier waarop wij met deze (veelal negatieve) gegevenheden omspringen en hoe we ondanks alles het geloof in een goede samenleving kunnen vasthouden. Dat wordt vaak op een heftige manier tot uitdrukking gebracht. Gebruik van geweldsmiddelen, heldhaftig optreden en gevaarlijke achtervolgingen onderstrepen in het politiedrama dat er hoogst serieuze zaken aan de orde zijn. De maatschappelijke verbeelding van politiewerk gaat niet over het halen van targets of het schrijven van bonnen, maar om het samenwerken bij acuut gevaar en het verdedigen van een democratische rechtsorde.
Fictie als unieke toegang tot de maatschappelijke verbeelding
Beide existentiële televisieseries kunnen we alleen op hun waarde schatten als we afstand doen van de gedachte dat het om een al dan niet vertekende weergave van het werkelijke leven gaat. Maar we moeten eveneens afscheid nemen van het idee dat dit soort fictie slechts bestaat omdat het publiek behoefte heeft aan droombeelden, amusement, emotioneel spektakel of irrationele fantasieën. Daarmee vervallen veel bezwaren die de professionals zelf tegen dit soort fictie aanvoeren. Het is juist dat een zuster zich in de operatiekamer niet op dezelfde manier gedraagt als in Grey's Anatomy. Het is eveneens waar dat er in werkelijkheid slechts weinig mensen op miraculeuze wijze en ongeschonden uit een coma ontwaken. Het kan best kloppen dat bepaalde acteurs vanuit het gezichtspunt van een therapeut geen overtuigende cliënt neerzetten. En inderdaad kunnen rechercheurs hun zaken in de realiteit niet altijd zo snel oplossen of is het politiewerk veel saaier dan de televisie suggereert. Maar dat is ook niet waar het bij fictie over gaat. Wie slechts oog heeft voor het feitelijke aspect van de arts en de patiënt, van het coma en de operatiezaal, van de diender en het delict, van de achtervolging en de crimineel, die hanteert een nogal schrale visie op van de menselijke werkelijkheid. We moeten het existentiële televisiedrama juist opvatten als een aspect van onze geestelijke realiteit, een wereld die niet volledig samenvalt met ons materiële bestaan. Het gaat om de werkelijkheid van de verbeelding en die hebben we - voor een gedeelte althans - met elkaar gemeen.
Voortbouwend op het onderzoek naar politie- en ziekenhuisdrama, ligt het in kaart brengen van de ambtenaar-in-de fictie voor de hand.2 De vraag is hoe de negatieve beeldvorming van de ambtenaar in de bestaande beeldcultuur in elkaar zit, of het publieke imago van de overheidsdienaar zoals dat in de fictie naar voren komt inderdaad zo eenduidig is als nu wordt ervaren en welke waarden er al dan niet worden nagestreefd of ondermijnd. Een dergelijk onderzoek zou een mooi begin zijn van ver-maken van de ambtenaar én tegelijk een goede start om bruggen te slaan: een explorerend onderzoek naar de waarden die ambtenaren en burgers met elkaar delen.
PROJECT X in Haren of de mobiliserende werking van beelden
Kennisnemen van existentiële fictie als publieke factor in de maatschappelijke verbeelding vraagt tijd en training, maar het belang ervan is recentelijk nog eens onderstreept: films als PROJECT X geven ons een inkijkje in een gedeelde verbeelding van jongeren. Ze laat letterlijk zien wat hen beweegt. Meer precies: de interne logica van de komische adolescenten film toont ons de rol die adolescente humor in de huidige maatschappij vervult. De feesthoedjes en de slogan 'Waar is het feestje, hier is het feestje' maken deel uit van de adolescente verbeeldingswereld en staan haaks op het bestuurlijk verbod 'Er is geen feestje' door burgemeester Bats. Beide leuzen verwijzen naar twee verschillende werelden waarin men elkaar letterlijk niet verstaat. Sterker nog: het verbod van de burgemeester was van meet af aan een aspect van de symbolische orde die de adolescenten juist op het spel zetten. Ze testen maatschappelijke weerstanden door te experimenteren met de signalen die volwassenen uitzenden. Ze willen zien wat dat doet en wat het in beweging brengt - bij hen zelf en bij anderen. Waar bestaat die realiteit dan uit? Hoe hard is ze eigenlijk? Waar laat de maatschappij haar weerstand zien? Kortom: Wat betekent het om een volwassene te zijn? Dat alles is voor betrokken jongeren niet meteen duidelijk.
Er is dus gedegen reflectie nodig om te begrijpen hoe het verschil tussen werkelijkheid en fictie tegenwoordig functioneert. Dat is een fundamentele zaak, ook voor jongeren. Het impliceert ook dat de (lokale) overheid de plicht heeft om afstand te nemen van een ouderwetse denkwijze die op een simpele tegenstelling tussen fantasie en realiteit berust. Dit traditionele onderscheid is onbruikbaar geworden in een moderne wereld waar nieuwe technologieën ervoor zorgen dat adolescenten alles wat hen beweegt en bezigt houdt publiek maken. Daarbij is niet onbelangrijk de vraag te stellen welk beeld van de volwassen wereld al die media aan jongeren voorhouden. Welke spiegel wordt hen geboden als deze bestaat uit een eindeloze reeks van jolige en al te flauwe entertainmentprogramma's waarin het volwassen publiek 'losgaat'? Hoe verhoudt dit beeld zich tot de ondoorzichtige, dichtgetimmerde en bijkans in beton gegoten BV Nederland, waar jongeren zich alleen mét diploma, mét een baan, mét een inkomen fatsoenlijk kunnen invoegen? Hoe moeten jongeren kortom grip krijgen op die gespleten werkelijkheid? In die verwarrende spagaat, die wij Nederlanders zelf in stand houden, is het misschien niet vreemd dat adolescenten de volwassen wereld een koekje van eigen deeg geven.
Gebaseerd op De Mare (2012), ' Waar Nederlanders warm van worden. Over professionele personages in ziekenhuis- en politiedrama', in: Van den Brink (red.), De Lage Landen en het hogere. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan (AUP Amsterdam, 2012), p. 309-311 en 'PROJECT X in Haren. De komische film als exemplarische kortsluiting tussen adolescenten verbeelding en volwassen werkelijkheid' , Van den Brink e.a., Hoe Dionysos in Haren verscheen. Deelrapport 3 (Den Haag, 2013), p. 169-203.
Voetnoten
-
1 Het existentiële televisiedrama vat ik op als uitbreiding van wat de moderne, menselijke geest bezighoudt. Dit is een zinspeling op de uitspraak van Marshall McLuhan uit 1964, waarin hij de nieuwe media beschouwde als 'uitbreiding van de menselijke zintuigen'. In McLuhans visie kreeg de moderne mens door de technologie meer prikkels waardoor deze de omringende wereld beter zou begrijpen.
-
2 De Mare, 'Waar Nederlanders warm van worden. Professionele personages in politie- en ziekenhuisdrama', a.w. (Amsterdam, 2012).